Molen De Daadelboom, Uitgeest

Uitgeest, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Daadelboom
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen, verfmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06660 u
oude dbnr.
V7583
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Uitgeest
plaatsaanduiding
aan het Uitgeester Meer
gemeente
Uitgeest, Noord-Holland
streek
Noord-Kennemerland
geo positie
X: 110027, Y: 504626
N: 52.52744, O: 4.72449

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis

Op 23 november 1691 verkreeg Pieter Jacobsz. Lakencoper uit Uitgeest het windrecht voor een oliemolen te Uitgeest, bij de Meer, tegen jaarlijks windgeld van 8 pond.
Bron en algemene informatie: www.gahetna.nl, index Grafelijkheidsrekenkamer: windrechten (molens)

Uit de geschiedenis blijkt dat hij niet de enige eigenaar was, maar compagnons had.

Op 9 maart 1695 nam Lakencoper voor ƒ 320:12:0 een 1/16 deel van de molen over van Hyubertus Immerseel, burgemeester te Harlingen, en Cornelis Miesse Blauw in opdracht van Susanna ten Haeff, weduwe van dominee Wittebol.

Op 15 januari 1702 kocht Lakencoper van Frans Jansz, Gerrit Rickersz, Jan Gerritsz Visser d'Oude, Sijme Hesselsz en Jan Gerritsz d'Jonge elk een 1/16 deel, en nog eens 3/32 deel van Ameke Cornelisz voor zijn moeder Aegte Claes. Alles tezamen kostte hem toen ƒ 1238:2:8.

In 1710 blijkt de functie van de molen veranderd te zijn naar verfmolen. Verder blijkt Jacob Coogh voor de helft eigenaar te zijn, de andere helft blijkt door diens vader Pieter Jacobsz Coogh te zijn nagelaten aan zijn andere zoon Steffen Pietersz Coogh. Ook deze was overleden, zijn weduwe trouwde opnieuw met Jan Martensz Vroom, en de tweede helft van de molen werd aan hem overgedragen. Vroom verkocht die helft op 13 februari 1714 aan Jacob Pietersz Coogh, die dus de hele molen in bezit kreeg.

Reeds op 1 oktober 1714 verkocht Coogh de molen voor ƒ 1550 aan verfmolenaar Pieter Claasz, met enkele voorwaarden als gespreide betaling en gedeeld bezit van de oliebakken. Uit het verpondingsregister van 1729 blijkt de molen voor 8 ponden op naam te staan van Pieter Claesz Hart. Uit een verkoopakte van 2 mei 1745 aan Claes Corn. Kuyl blijkt dat hij de molen voor ƒ 3000 kocht, en naast verf ook "snuyff of ander goed" mocht malen.

Op 21 juni 1757 werd de molen overgeschreven op naam van Heyndrik van Leyden. Deze droeg tot en met 1769 het windgeld af, daarna zal de molen dus verdwenen zijn.

Bron: "Molens in de Banne Uitgeest", Dr. A.J. Kölker, 1990. Met dank aan H. van der Kaay.