Molen Moeder de Gans, Loenen aan de Vecht

Loenen aan de Vecht, Utrecht
v

korte karakteristiek

naam
Moeder de Gans
modeltype
Wipmolen
functie
weidemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06650 k
oude dbnr.
V7262
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Loenen aan de Vecht
plaatsaanduiding
Aan de Loenderveense Plas
gemeente
Stichtse Vecht , Utrecht
streek
Vechtstreek
geo positie
X: 130945, Y: 468625
N: 52.20521, O: 5.03531

constructie

modeltype
Wipmolen
krachtbron
wind
functie
inrichting
Scheprad 20-25 cm breed
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
vlucht
13 - 16 m
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
1915 gesloopt 1959 fundering geruimd
geschiedenis
Het landgoed Vechtlust werd in 1827 aangekocht door de heer J.W. van Reenen. Hij liet een kleine wipmolen bouwen om de ca. 35 ha grote landerijen van Vechtlust te onderbemalen op de Loenderveense Plas. Op de topografische kaart van 1858 staat de molen nog niet aangegeven.

De molen werd volgens overlevering door de bejaarde heer J. Spee te Oud-Over "Moeder de Gans" genoemd, naar het boshuisje dat er bij stond, van dezelfde naam. Dit huisje werd als theekoepel gebruikt.

Op de topografische kaart van 1906 staat de molen aangegeven als "WrM (vervallen)". Reden voor het in onbruik raken van de molen, was waarschijnlijk de grondige vernieuwing van de onderbouw van de nog bestaande Loenderveense Molen, waardoor deze het waterpeil veel beter kon beheersen.

In 1970 vertelde de heer D. van der Geer uit Alblasserdam (tot ca. 1960 smid en rijwielhandelaar in Oud-Over) dat zijn vader in 1915 de molen voor afbraak gekocht heeft van de familie Van Reenen. Het houtwerk ging naar een sloper in Loenersloot.

Tijdens de aanleg van de Waterleidingplas in 1959 werd een deel van het uitgeveende water daarnaast weer opgespoten met bagger om er weiland van te maken. Bij het slechten van een van de perskaden en de aanleg van een nieuwe kavelsloot kwam de fundering na 44 jaar weer tevoorschijn. Deze mat ca. 3½ tot 4½ m in het vierkant, en het zeer solide metselwerk met de schepradgoot was nog volkomen gaaf. Afgaande op de afmetingen werd de vlucht op 13 tot 16 m geschat. De schrijver van ondergenoemd artikel had de dagelijkse leiding bij het baggerwerk in de Loenerveense plas. Hij had helaas geen gelegenheid de molenfundering verder te onderzoeken, omdat hij een dag na de vondst al opgeruimd was.

Bron: Artikel door Ing. Jan den Besten, in Jaarverslag 1980 Utrechtse molens, met dank aan H. van der Kaay.