Molen De Herderin, Westknollendam

Westknollendam, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Herderin
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06499 y
oude dbnr.
V3419
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Westknollendam
plaatsaanduiding
aan de Tochtsloot
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
geo positie
X: 113987, Y: 503674
N: 52.51920, O: 4.78296

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
afgebroken en verplaatst
geschiedenis
Aan de zuidzijde van de Tochtsloot bij West-Knollendam werden vanaf de jaren tachtig van de zeventiende eeuw een aantal oliemolens gebouwd. De Herderin was in 1695 de vijfde en laatste. De molen stond als derde vanaf de Zaan tussen de molens De Vrede en 's Lands Welvaren. De Herderin was de middelste van de vijf oliemolens van West-Knollendam: De Bakker, De Vrede, De Herderin, 's Lands Welvaren en De Knollebijter.

De windbrief van de Herderin werd volgens Pieter Boorsma, de oud-molenmaker, molenaar en eerste conservator van het Molenmuseum in Koog aan de Zaan, op 14 maart 1695 verstrekt aan Theunis Allertsz Heertjes, maar waar hij deze windbrief aantrof is niet bekend. In de lijst van windbrieven van het Algemeen Rijksarchief wordt De Herderin niet genoemd.
Heertjes was in 1695 al eigenaar van ’s Lands Welvaren die in 1681 werd gebouwd. Maar al op 27 mei 1694 was De Herderin in bedrijf, want op die dag sloot Allert Theunisz Heertjes zich aan bij een contract voor ladingen van oliemolens, waarin hij zich verplichtte maximaal 200 gulden te betalen indien één van zijn collega's door brand werd getroffen. Als zijn eigen molen in brand vloog kon hij van de andere deelnemers ook niet meer dan 200 gulden per aangesloten molen ontvangen.
Dat betekende dat Heertjes bij totale verwoesting van zijn molen ƒ 6400 voor de lading, zoals olie, koeken en de zaadvoorraad werden genoemd, zou ontvangen, want in 1694 waren er inmiddels 33 molens verzekerd in dit onderlinge brandcontract. Ze stonden vrijwel allemaal in Wormer, Wormerveer en West-Knollendam, maar ook molens als De Bonte Hen aan de Kalverringdijk en De Zeeman aan het Kalf in Oostzaandam waren aangesloten . Op dat moment was deze verzekering de grootste voor oliemolens in de Zaanstreek.
Allert was vermoedelijk de vader van Theunis Heertjes, die in 1695 als eigenaar werd genoemd. Zijn broer Symon was eigenaar van de buurmolen 's Lands Welvaren.

Toen Theunis Heertjes in 15 januari 1699 een brandcontract voor zijn molen afsloot werd hij er even snel weer uit verwijderd als hij ingeschreven werd. Dit omdat hij zijn molen nog in een andere verzekering had ondergebracht. Dat was verboden, maar hij regelde zijn zaakjes snel en op 21 mei kon hij als nog met De Herderin in het nieuwe brandcontract intreden. Dit keer ging het om de verzekering van de molen zelf. De Herderin werd voor ƒ 4000 ingeschreven, wat aangaf dat het om een molen met een dubbel oliewerk ging.
Er werden 24 molens in deze verzekering ondergebracht, die allemaal in Wormerveer, Wormer en Jisp stonden met uitzondering van De Bonte Hen, die aan de Kalverringdijk in Oostzaandam stond. De bedragen, waarvoor de molens verzekert waren verschilden nog al. De grootste molens stonden voor 5000 gulden in het contract, zoals De Bonte Hen, Het Fortuin in Wormer, De Boerin en De Vos, waarin ook een pelwerk stond, in Wormerveer. Maar kleinere molens als De Barnde Bok in Jisp (800 gulden) en Het Geloof aan de Veerdijk in Wormer (1500 gulden) werden voor aanzienlijk lagere bedragen verzekerd. Het betrof hier oliemolens met een enkel oliewerk. De Herderin stond voor 4000 gulden in het contract, waaruit bleek dat de molen met een dubbel oliewerk was uitgerust.

De oliemolens van West-Knollendam stonden feitelijk op grondgebied van Uitgeest, maar toch werden ze in 1729 opgenomen in het nieuwe windpachtregister van de Banne Westzaan. Heertjes werd toen nog steeds als eigenaar gemeld, maar het ging toen om de firma Heertjes Er moest jaarlijks acht gulden belasting worden betaald.
Het was toen al duidelijk dat De Herderin net als tal van andere molens was ondergebracht in een partenrederij. Toen Allert Theunis Heertjes in 1705 overleed werd een inventaris van zijn bezittingen opgemaakt voor zijn dochters Grietje en Neeltje Allerts, die met Teunis Peters Windingh was getrouwd. Bij de boedelscheiding ontvingen zij 5/8ste part in de dubbele oliemolen De Herderin, 3/8ste per in 's Lands Welvaren en 1/8ste part in De Knollebijter. De familie Heertjes was toen dus bij drie van de vijf oliemolens in West-Knollendam betrokken, maar De Herderin was verhuurd aan Klaas Kloeckert, want de lading van de molen en 's Lands Welvaren was voor 6600 gulden op zijn naam in de inventaris opgenomen.
In de firma Heertjes cum socio was Kloeckert één van de deelnemers. Net als Jacob Dirksz Busch, die op 14 juni 1727 bij de oprichting van het Olieslagerscontract betrokken was .

De molen was vanaf de oprichting op 14 juni 1727 tegen brand verzekerd geweest in het beroemde Olieslagerscontract, waarin vrijwel alle Zaanse oliemolens waren ondergebracht. Bij de oprichting vond wel iets vreemds plaats. De Herderin werd voor 30 gulden opgenomen in dit beroemde ladingencontract. Dat was het bedrag waarvoor de ladingen van molens met een enkel oliewerk werden ingeschreven. De molens met een dubbel oliewerk stonden op 50 gulden en De Herderin was in voorgaande jaren in diverse actes bij herhaling als dubbele oliemolens vermeld! Pas in 1754 werd De Herderin ook op 50 gulden gesteld! Hoe dit mogelijk was is onduidelijk.
De familie Busch, die in West-Knollendam woonde, zou zeer lang bij De Herderin betrokken blijven. In mei 1761 werd de molen op naam van de firma Jan Jacobsz Busch & Comp verzekerd. Pas op 27 november 1797 liet Aagje Busch de brandverzekering overschrijven op naam van haar echtgenoot Leendert Boon. Een jaar eerder had haar oom Dirk Busch al 21/32ste part in de molen voor ƒ 3200 verkocht aan Cornelis Busch, zijn broer, die al 11/32ste part in eigendom had. Cornelis was de vader van Aagje en hij zou kort na de transactie overlijden. Aagje was de enige erfgenaam. Boon bleef wel onder de firmanaam Cornelis Busch & Zoon werken. Hij was ook eigenaar van 's Lands Welvaren. Op 6 mei 1809 liet hij De Herderin royeren uit het Olieslagerscontract. De verzekering in het ladingencontract liep nog door tot 14 juni 1814 . Daaruit kan wel geconcludeerd worden dat de schuur bleef staan en als pakhuis werd gebruikt.
De Herderin was onmiskenbaar slachtoffer geworden van de economische malaise als gevolg van de Napoleontische oorlogen, die Europa in een diepe crisis hadden geworpen.

Betekende de sloop het einde van de molen of was er nog een vervolg? Tot nu toe werd er vanuit gegaan dat De Herderin onder slopershanden was gevallen. Maar tijdens een onderzoek naar de historie van de harenmakerij in Koog aan de Zaan doken gegevens over De Herderin op in de honderden brieven en briefjes van de harenmakerij die in het gemeentearchief Zaanstad bewaard bleven. Voor- en naslagharen waren onmisbare onderdelen van oliemolens en deze werden voor vrijwel alle oliemolens in Nederland geproduceerd in Koog. Op 30 november 1809 bestelde Sjoerd Aukes de Boer uit Dokkum nieuwe naslagharen, lang 48 knokkels 'na de maat van de molen De Herderin die gestaan heeft tot Knollendam.'
Cornelis Haremaker had ongetwijfeld altijd de haren - de persmatten, waarmee in de laden van de molens de olie uit het zaad werd geslagen, zodat er koeken over bleven - voor deze molen gemaakt en gerepareerd, zodat hij met deze aanwijzing wel uit de voeten kwam. De maten waren hem bekend. Net zoals die van honderden andere molens, waarvoor hij werkte. Bij de harenmakerij werden de modellen van papier, maar ook vaak mallen van de haren van de opdrachtgevers bewaard op molennaam. Geen molen had dezelfde voor-of naslagharen, zodat een eigenaar rustig opdracht kon geven voor zijn molen nieuwe haren te maken zonder dat hij de maten hoefde door te geven.
Uit het korte briefje in de administratie van de harenmakerij blijkt dat De Boer niet de voormalige schelpzandmaler en verfmolen De Herderin uit Oostzaandam kocht, zoals altijd werd aangenomen, maar dat hij oliemolen De Herderin uit Knollendam overnam.

De oliemolen van De Boer stond vlakbij Dokkum in Sijbrandahuis. De bouw van de Friese Herderin had dus niet rond 1820 plaats, zoals tot op heden steeds werd verondersteld. Deze vergissing werd door de Friese historicus dr. G.A. Wumkes de wereld in geholpen, toen hij in 1934 zijn Stads-en Dorpskroniek van Friesland II (1800-1900) liet verschijnen. Hij meldde in dit standaardwerk over De Herderin: '...de achtkante rietgedekte stellingmolen in Sijbrandahuis, die circa 1820 werd gebouwd, waarbij gebruik gemaakt werd van een uit Zaandam afkomstige verfmolen.’
Wumkes baseerde zich op het minutenplan van de streek rond Dokkum uit die jaren, waarop de molen werd vermeld als ‘Moulin à l’huile nommé La Bergère.’ Het was dus onmiskenbaar een ‘Herderin’, maar het bleef raadselachtig waarom in dit minutenplan vijf jaar na afloop van de Franse overheersing van de lage landen nog de Franse taal werd gebruikt. Het duidde er immers op dat het plan nog in de Franse tijd werd getekend.
‘La Bergère’ was bovendien een oliemolen. De Herderin uit Oostzaandam was een kleine voormalige schelpzand-en mosterdmaler die onmogelijk een dubbel oliewerk, zoals in de Friese Herderin stond opgesteld, kon aandrijven.
Met de nu gevonden brief van Sjoerd Aukes de Boer is dit raadsel definitief opgelost. De Herderin die in Sijbrandahuis bij Dokkum stond, werd dus al in 1809 op zijn nieuwe standplaats gezet.

Tekst: Ron Couwenhoven, 20 maart 2016. Gepubliceerd in zijn boek "Zaanse Verhalen 2012 - Harenmakerij & Oliemolens".

Andere bronnen:
- "Duizend Zaanse molens" P. Boorsma 1968
- "250 Zaanse molens" R. Couwenhoven 2001
- "Molens in de banne Uitgeest" Dr. A.J. Kölker 1990
- "Gedenkboek van het olieslagerscontract" 1912