Molen No.3:
NB. De molen stond ook als een achtkant ingetekend op de kaart van Stamperius, /Het Hooge Heemraedt schap van Schielandt, 1684
De molen maakte deel uit van de drooggemaakte polders Zestienhoven en Oudendijk genaamd Rijs-en-Daal en de Bovenpolder van Zestienhoven en Oudendijk. Vanouds de polders Zestienhoven in het noordwesten en Oudendijk in het zuidoosten.
Op 23 augustus 1786 verleenden de Staten van Holland en West-Friesland aan de schout en ambachtsbewaarders van Zestienhoven en Oudendijk octrooi tot het bedijken en droogmaken van de uitgeveende landen in beide polders. Dit werk kwam spoedig gereed en zo was de droogmakerij ontstaan, die kortheidshalve de naam Rijs-en-Daal kreeg.
De Bovenpolder van Zestienhoven en Oudendijk is ontstaan door vereniging van de zuidelijke delen van beide polders, die niet in de droogmaking waren begrepen. De Bovenpolder werd bemalen door de Zestienhovense molen.
Zowel het deel Zestienhoven als het deel Oudendijk van deze droogmakerij had een eigen beneden-vijzelmolen, dbnrs. 1853/1852. Deze molens sloegen uit op een circa 500 m lange voorboezem. Door een schepradmolen (de Baliemolen dbnr. 3426) werd dit water op de Rotterdamse Schie uitgemalen.
Bron: Verdwenen windmolens in Zuid-Holland, A.J. Marrenga-Stapff.
Gezien de brandgevaarlijkheid besloot men om een bestek uit te schrijven voor een achtkante schepradmolen met een stenen onderbouw.
Aannemer: Cornelis Woutersz timmerman voor het aangenomen houtwerk fl 4250
Adriaen Cornelisz rietdekker voor riet en arbeid fl 240
Pouwel Pietersz voor metselwerk, tras en kalk fl 246-19-xx
Claes Corn. Nattenhoven voor 20 hoet kalk fl 106
Bastiaen Pietersz voor 92000 ondersteen en 1800 harde plavei steen Harmen Thonisz smid voor ijzerwerk fl 541-00-8
Totale kosten fl 6435 en 59 stuivers en 16 penningen
In 1875 werd er pal ten ten oosten van de Baliemolen (zie dbnrs. 1557/3426) een stoomgemaal opgericht waardoor de Zestienhovense molen dbnr. 1556 overbodig raakte.
Op 30 April 1876 wordt de molen buiten werking gesteld en de molenaar de Bruin krijgt opdracht om per 1 mei 1876 de molen te verlaten.
Tijdens de veiling gehouden op de 23e februari 1876 in de Vergulde Koetswagen, wordt de molen verkocht, met de verplichting de waterlopen te dempen aan Arij Speelman voor fl 2510.
De molen werd in 1876 afgebroken. Het achtkant werd overgebracht naar het nabijgelegen terrein van de firma Speelman en deed daarna dienst als oliemolen Marie Cornelis
De molen is het toekomstige aandrijfmechanisme voor de te bouwen olieslagerij.
NB De molen stond aan de samenkomst van de Molensloot en de Delftse Vliet, even ten zuid-oosten van korenmolen De Hoop en sloeg uit op de Vliet.
Volgens de TMK stond de oliemolen op dezelfde plek als de poldermolen. Red.
Molenaars:
1640/41 - 1651/52 Leendert Pouwelsz
1652/53 - 1656/57 Leendert Meesz
--------- - 1657/58 de wed van Meesz.
1658/59 - --------- Mees Hendricksz
1659/60 - --------- De Ambachtsbewaarder
1660/61 - 1662/63 Maerten Willemsz
1662/63 - 1677/78 Cornelis Arentsz
1678/79 - --------- Arij Pietersz
1679/80 - --------- Arent DircxszKater
1680/81 - --------- Arij Pietersz
1681/82 - 1682/83 Arent Dircxsz Kater
1683/84 - 1696/97 Pieter Dircxsz Kater
1697/98 - 1700/01 Willem Pietersz Kater
1701/02 - 1721/22 Cornelis Jansz Stout
1722/23 - 1738/39 Cornelis van der Meijde
1739/40 - 1790/91 Cornelis van Eck
1791/92 - 1822/23 - Jan Ouwendijk Jansz
1823/24 - 31-12-1831 Arie Ouwendijk
01-01-1832 - 01-05-1876 Leendert de Bruin
