Aan het Noordelijk Zaagmolenpad (tegenwoordige Gerard Doustraat) stond een kleine paltrokmolen, genaamd De Ouwerkerk. Deze houtzager stond tussen de paltrokken De Arend en De Noordstar.
Op het einde van zijn bestaan rukte de bebouwing van de bovengenoemde straat snel op. Op 8 september 1881 brandde De Ouwerkerk af.
G. van den Bosch.
-----
Op 26 december 1638 verleenden burgemeesters het vrije gebruik van zestien molenwerven langs de Zaagmolensloot aan degenen wier namen zijn vermeld in de daarvan opgemaakte akte. Zolang op de terreinen houtzaagmolens zouden staan, zou geen huur betaald behoeven te worden.
Van erf M aan het Noordelijke Zaagmolenpad waren de drie gebroeders Van Cempen, Cornelis, Jan en Pieter Claesz. de eerste gebruikers’.
Reeds op 18 juni 1640 droegen zij hun nog naamloze paltrok over aan Claes Dircksz. Sael. Deze verkocht hem op 17 april 1647 voor ƒ 2400 aan Willem Wessels. Die werd als houtkoper in de Utrechtsestraat bij de Ossenmarkt op 17 november 1682 in de Nieuwezijds Kapel begraven. Zijn kleinzoon Pieter de Ruijter droeg de paltrok, die toen Ouwerkerck heet, op 22 december 1688 over aan Jan van Dijk. Voor de molen werd ƒ 1600 betaald en ƒ 900 voor het gereedschap.
Jan Pietersz. van Dijk was opa 27 januari 1686 ten stadhuize als 26-jarige houtzaagmolenaar getrouwd met de 20-jarige Neeltje Pieters van de Velde, wier vader Pieter Bartelse huisman was aan de Overtoom. Houtkoper Jan van Dijk werd op 25 juni 1720, komende van De Ouwerkerk, in de Nieuwezijds Kapel begraven’. Op 4 augustus van hetzelfde jaar trouwde zijn 25 jarige zoon Jan ten stadhuize met de 22-jarige Femia Lageman uit de Halsteeg. Lang duurde dit huwelijk niet, want Jan werd op 5 november 1727 in de Nieuwezijds Kapel bijgezet.
Zijn weduwe droeg De Ouwerkerk op 12 februari 1728 voor ƒ 7600 over aan Claas Beets, die getrouwd was met Evertje Boede.
De prijsstijging hield aan. Nicolaas Allebé, die de molen op 31 mei 1732 getransporteerd kreeg namens Engel Beets, zoon en erfgenaam van de op 27 maart 1732 in de Oude Kerk begraven meester houtzaagmolenaar Claas Beetsll, moest ƒ 9300 betalen. De toestand van de molen was toen echter zodanig dat Allebé hem twee en een halve voet liet opvijzelen, waarvoor hij op 29 mei 1732 vergunning van thesaurieren ordinaris kreeg. Nicolaas Allebé en zijn huisvrouw Margaretha Leurs droegen De Ouwerkerck op 22 mei 1738 voor ƒ 13.600 over aan Hendrica van den Backenes, weduwe van Pieter Smit. Hun zoon Pieter vergrootte in 1740 het woonhuis bij de molen. In het Kohier van 1742 wordt hij vermeld als zaagmolenaar op De Ouwerkerck met een inkomen van ƒ 1000, een huurwaarde van ƒ 130 en een dienstbode.
Op 27 januari 1752, bij de scheiding van de ouderlijke nalatenschap voor notaris Maurits Kierl’, werd Pieter junior eigenaar van De Ouwerkerck, die op ƒ 8320 getaxeerd was. In het houtzaagmolenaarsgildeboek werd hij in 1738 ingeschreven voor De Ouwerkerck, in 1752 voor De Panaal en in 1773 voor De Juffer, beide eveneens aan de Zaagmolensloot. Hij woonde op de Reguliersgracht bij de Herengracht en was tussen 1767 en 1789 acht maal overman van het gilde. Op 30 april 1773 droeg hij De Ouwerkerck voor ƒ 9000 over aan Jan Smit. Zijn laatste belang in de andere molens verkocht hij in 1794.
Jan Smit was een grote 18e eeuwse Amsterdamse timmerbaas. Hij werd op 14 maart 1726 gedoopt in de Amstelkerk als zoon van Cornelis Smit en Geertje Visser. In 1766 trouwde hij met Jacoba Gronthuys, die op 8 januari 1784 in de Nieuwe Kerk begraven werd. In hetzelfde jaar hertrouwde Jan Smit met Clara Paling of Paal, die op 4 augustus 1798 in de Zuiderkerk werd begraven. Jan stierf op 1 september 1807 en werd vijf dagen later begraven in de Nieuwe Kerk. Hij woonde op de Herengracht 451 bij het Koningsplein, dat hij in 1777 voor ƒ 17.000 kocht van Goris ‘t Hoen, en op de Herengracht 400, dat hij in 1782 en 1783 kocht voor ƒ 13.000 en ƒ 12.500. Van 17 maart 1762 tot 5 april 1798 en van 2 juli 1798 tot 31 januari 1806 was hij stadsrooimeester. In 1786, 1789, 1794 en 1798 was hij overman van het houtzaagmolenaarsgilde, waarin hij in 1773 voor De Ouwerkerck was opgenomen. Op 4 februari 1789 nam hij aan hout te leveren voor de Westerkerk. Op 18 januari 1792 werd hij eigenaar van de houtzaagmolen De Kemphaan. Volgens een advertentie in de Amsterdamsche Courant van 16 februari 1796 werd door De Ouwerkerk en De Kemphaan in de periode 1783-1795 gemiddeld per jaar voor ƒ 47.000 aan houtwaren afgeleverd.
Op 28 juni 1808 droegen de executeurs van de nalatenschap van Jan Smit en Clara Paling De Ouwerkerk over aan Gerrit Jansen Albertsz., die compagnon was geweest in de timmerwinkel van Jan Smit en aan Jan Adiks, die commandeur geweest was van de molens van Jan Smit en gewoond had aan de houtzaagmolen Bouwlust, ieder voor de helft tegen betaling van ƒ 1804,50. Maria Wilhelmina Straatman, weduwe van de op 16 september 1815 overleden Gerrit Jansen, en de makelaar Hendrik Wilhelmus Ludeker, gehuwd met diens dochter Gerrette Gesina, allen wonende op de Herengracht 473 tegenover de Nieuwe Spiegelstraat, verkochten de door hen geërfde helft van De Ouwerkerk op 23 november 1816 voor ƒ 2250 aan Adiks, zodat de molen weer in één hand was.
Jan Adiks woonde aan De Ouwerkerk, die hij op 11 juli 1826 voor ƒ 4500 verkocht aan Jan Hendrik Glasbergen. Deze behoorde tot een bekend geslacht van houtkopers en -zagers. Ook hij woonde bij De Ouwerkerk, die hij op 1 juni 1840 op een veiling ten overstaan van notaris Hendrik Viervant verkocht aan de op 7 juni 1789 in de Nieuwe Kerk gedoopte houtzaagmolenaar Daniël Melgers, die woonde bij de houtzaagmolen De Vriendschap op het Kwakerseiland en belangen had in de molens ’t Aalsmeerder Wapen aan de Mennonietensloot en De Bonte Kraai en De Kemphaan, buren van De Ouwerkerk. In 1842 produceerde Melgers op zijn nieuwe molen, waar twee volwassenen en een kind werkten, met twee sleden circa 1000 balken. Zijn adres bleef intussen op het Kwakerseiland, want daar woonde hij toen hij op 27 januari 1857 de grond waarop De Ouwerkerk stond voor ƒ 549 kocht van de gemeente Amsterdam. Willem Johan Melgers, zich schrijvende Melchers, kreeg op 30 juni 1865 De Ouwerkerk toegescheiden uit de boedel van zijn vader Daniël Melgers en zijn op 24 september 1864 overleden moeder Anna Dorothea Eberegt.
In 1872 plaatste hij een stoomwerktuig van 5 paardekrachten, hoge drukking, met een ketel van 5,15 meter lengte en O,71 meter middellijn in een schuur bij de molen om daarmee de zaagramen in beweging te brengen. Er kwam een schoorsteen bij met een hoogte van 18 meter. Op 26 augustus 1876 legde zijn op 9 augustus 1867 geboren zoontje Daniël de eerste steen van het molenaarshuis Gerard Doustraat 164-166.
In de nacht van 7 op 8 september 1881 brandde De Ouwerkerk af. Willem Johan Melchers verkocht de grond waarop De Ouwerkerk gestaan had op 19 juni 1883 voor ƒ 9900 aan de gemeente Amsterdam, die er de Hulpbank van Lening nr. 11 liet bouwen. Melchers werd de eerste koster van de Koepelkerk aan het Leidsebosje en makelaar in meubilair. In 1888 kocht hij krijtmolen d'Admiraal in Buiksloot. Hij overleed op 8 september 1896.
Zaagmolenaar Daniel Melchers nam na de brand van 1881, in 1896 de krijtmolen D'Admiraal (Tenbruggencatenummer 00238) in Buiksloot over van zijn vader Johan Melchers, die die vanaf 1888 in eigendom had.
Bronnen:
- MOLENBRANDEN IN AMSTERDAM (VI) 'DE OUWERKERK', J.H. van den Hoek Ostende. In
Amstelodamum, maandblad voor de kennis van Rembrandt, 79e jaargang nummer 1 jan./feb. 1992.
- "De Molens van Amsterdam in oude ansichten, deel 3", mr. J.H. van den Hoek Ostende, 2001.
-----
Geregistreerde eigenaren:
Jan van Dijk 1765
Gerrit Jansen 1803
Jan Adix 1807
Gerrit Jansen en Jan Adix 1815-1816
Jan Adix 5 december 1820
Jan Hendrik Glasbergen 6 november 1827
Daniël Melchers 1 juni 1840
De Ouwerkerk aan het Noordelijk Zaagmolenpad was in 1732 door Nicolaas Allebé 2½ voet opgevijzeld. De molen werd in 1840 gekocht door Daniël Melchers. Zijn zoon en opvolger, Willem Johan Melchers plaatste in 1872 in een schuur een stoommachine van 5 paardenkrachten. Naast de molen werden in zijn opdracht twee woningen opgetrokken, waar onder zijn molenaarshuis. Zijn op 9 augustus 1867 geboren zoon, Daniël Melchers heeft daarbij op 26 augustus 1876 de eerste steen gelegd. Deze is nog te zien op de scheiding van Gerard Doustraat 164 en 166. De Ouwerkerk brandde af op 8 september 1881. Ongeveer op de plaats van De Ouwerkerk werd in 1883 de hulpbank nr. 11 van de Stadsbank van Lening gebouwd, Gerard Doustraat 156.
Henk Vinkeles Melchers, 21 jan. 2014.
-----
Opregte Haarlemsche Courant, 20 mei 1826:
"G.J. Evers, Makelaar, zal op Maandag den 29 Mei 1826, te AMsterdam, ... verkoopen:: Een extra capitale, hechte, en sterke HOUTZAAAG-MOLEN, zijnde een Paltrok-Balkzager, met deszelfs HUIZINGE, KOAPEL, KNECHTS-WONINGEN, LOOTSEN, HOUTTUINEN en verdere GETIMMERTEN, staande en gelegen bij den andere buiten de Utrechste Poort, op het Noordelijk Zaagpad, buitenwijk 1 No. 36, genaamd DE OUWERKERK; ... "