Molen Culemborgse Voormolen nr. 5/ De Luie Molen, Acquoy

Acquoy, Gelderland
v

korte karakteristiek

naam
Culemborgse Voormolen nr. 5/ De Luie Molen
modeltype
Wipmolen
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06488 p
oude dbnr.
V5021
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Acquoy
plaatsaanduiding
aan de Meerdijk, nabij De Horn ten westen van Acquoy
gemeente
West Betuwe, Gelderland
streek
Betuwe
kadastrale aanduiding 1811-1832
Asperen A (2) 289 De Ingelanden van Cuilenburg Scheveld
geo positie
X: 136221, Y: 433341
N: 51.88828, O: 5.11442

constructie

modeltype
Wipmolen
krachtbron
wind
functie
romp
vierkante ondertoren
inrichting
Scheprad 6,32 m Ø, 47 cm breed
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
vlucht
28,26 m
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
Het Culemborgse gemene land, gelegen tussen de stad Culemborg en de Diefdijk, werd van oudsher bemalen door vier achtermolens, die aan de Molenkade stonden. Via de Culemborgse Vliet werd het overtollige water afgevoerd in de richting van de Linge en door middel van drie voormolens (de z.g. Culemborgse voormolens) uitgeslagen op deze rivier.

Deze molen is bekend geworden door de proefnemingen van Jan Blanken Jzn., inspecteur-generaal van de Waterstaat, in januari 1827. Hierover schreef Blanken zijn "Memorie over de proefmalingen welke gedurende dezen winter zijn gedaan met de Culenburgsche windwipmolens nr. 5 en 7, aan de Horn, bij Leerdam, in de Linge uitmalende: de uitwerkselen en de daaruit afgeleide gevolgtrekkingen".
Zie Google Books.

Nadat in 1859 het stoomgemaal De Horn bij Asperen in gebruik was genomen, werden deze drie voormolens afgebroken.

Hans Lägers.
-----

Vanwege de slechte windvang werd deze molen tot de verbouwing De Luie Molen genoemd.

De metingen dienden om de prestaties van de in nazomer 1826 verbouwde molen nr. 5 te vergelijken met die van de niet verbouwde molen nr. 7. De verbouwing hield in dat de traditionele aandrijving van het scheprad middels een waterwiel, werd vervangen door een aandrijving middels een rondsel op de koningsspil, op een ijzeren tandkrans direct op de buitenrand van het scheprad.
De metingen toonden aan dat nr. 5 ondanks enkele bezwarende omstandigheden een grotere snelheid behaalde de dan oude molen, en daardoor zoveel meer water uitsloeg dat hij in vier maanden twee weken korter zou hoeven te malen.
De conclusie van Blanken was dat door het uitvoeren van een verbouwing het aantal poldermolen gehalveerd zou kunnen worden. Daartoe moest naast de nieuwe aandrijving van het bestaande buitenscheprad een tweede scheprad in de molen gemaakt worden op de plaats van het vervallen waterwiel.
Blanken meldt dat er bij wipmolens geen plaats is voor meer dan een extra scheprad binnen in de molen, maar dat er bij achtkante binnenkruiers mogelijk wel vier tot zes schepraderen geplaatst zouden kunnen worden. In 1829 meldde hij, dat zulke proefnemingen uitgevoerd waren bij een molen van de Polder Waterland bij Ilpendam (zie Tenbruggencatenummer 01798 p).
Ook suggereerde Blanken om in plaats van extra schepraderen, enkele vijzels te plaatsen, en om stoomaandrijving of paardenaandrijving naast de molen te plaatsen voor het geval van windstilte in natte periodes.