Molenpolder, De Wamelse of Maasdijkse molen (2e), Dreumel

Dreumel, Gelderland
v

korte karakteristiek

naam
Molenpolder, De Wamelse of Maasdijkse molen (2e)
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06469 j
oude dbnr.
V7456
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Dreumel
gemeente
West Maas en Waal, Gelderland
streek
Land van Maas en Waal
kadastrale aanduiding 1811-1832
Dreumel E (1) 157 De Polder van Dreumel, en Consort
geo positie
X: 158015, Y: 427345
N: 51.83469, O: 5.43095

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
hellend scheprad
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
26 m ca.
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verplaatst
geschiedenis

Deze molen

Omstreeks 1813 brandde de Wamelse molen af, in 1819 werd de molen herbouwd, nu voorzien van een hellend scheprad.

Nadat de Molenpolder van Wamel, Dreumel en Alphen in 1847 definitief overstapte op stoombemaling, werden de molens overbodig en bood het polderbestuur ze op 11 december bij openbare verkoping aan.

De Maasdijkse of Wamelse molen werd voor ƒ 2345 verkocht aan Pieter Schenk, molenmaker te Oudesluis. G.H. Keunen trekt in zijn artikel in Tweestromenland 1981 nummer 35 de logische conclusie dat de molen herbouwd zou zijn als poldermolen in de Anna-Paulownapolder, maar gebleken is dat Schenk de molen kocht in opdracht van en voor rekening van Volkert Bakker, bakker te Oudesluis, met de bedoeling hem als koren- en pelmolen op de Zijper Zeedijk weer op te bouwen. Tevens kocht hij er een losse half afgewerkte nieuwe roede bij voor ƒ 160.

De koopsom moest voor 1 mei 1848 worden afgerekend, en de molen moest voor 1 juni 1848 zijn verwijderd zonder de fundering te beschadigen.

De Molenpolder

De molenbemaling in deze polder tussen Wamel, Dreumel en Alphen kan in twee periodes worden verdeeld:
- ca. 1600 tot ca. 1672: drie wipmolens en vanaf 1630 drie achtkante molens erbij:


Dreumelse ondermolen (1), Tenbruggencatenummer 07478.
Dreumelse bovenmolen (1), Tenbruggencatenummer 07479.
Dreumelse bovenmolen (2), Tenbruggencatenummer 07480.
Alphense ondermolen, Tenbruggencatenummer 07475.
Alphense bovenmolen , Tenbruggencatenummer 07476.
Dreumelse ondermolen (2), Tenbruggencatenummer 07477.


- 1791 tot 1848: drie, vanaf 1820 vier achtkante molens:


De Alphense molen, Tenbruggencatenummer 06469 k.
De Oude Kooymolen, Tenbruggencatenummer 06907 g.
De Wamelse of Maasdijkse molen, Tenbruggencatenummer 06907 h.
De Oudendijkse molen, Tenbruggencatenummer 06907 f.



Als gevolg van langdurig hoge waterstanden in de Maas werd de Molenpolder reeds rond 1600 voorzien van drie wipmolens. Deze stonden onder Dreumel aan de "Way", de latere Boezem.

Op 30 juli 1630 sloten de inwoners van de drie dorpen Wamel, Dreumel en Alphen een akkoord met verscheidene molenmakers. Dit behelsde dat de bestaande drie wipmolens opgeknapt zouden worden, en er drie achtkante molens bij gebouwd zouden worden naar voorbeeld van de molens in de grote Noord-Hollandse droogmakerijen. Hierdoor ontstond tweetraps bemaling, waarbij de bovenmolens alleen bij heel hoog rivierpeil ingezet zouden worden. Het ontwerp van het bemalingssysteem werd aan de molenmakers overgelaten, de dorpen zouden voor de watergangen en de dijken zorg dragen.

De bemaling bleek niet te voldoen, zodat het in 1633 tot een proces kwam voor het Hof van Gelderland. De dorpelingen beschuldigden de molenmakers dat hun molens niet goed functioneerden, en de andere partij beweerde dat de wetering en sloten niet in orde waren. Na onderzoek bleek dat beide gelijk hadden: er bleken nog steeds sluisjes te ontbreken waardoor de molens uiteraard niet goed konden functioneren, de bovenmolens stonden te laag (opvoerhoogte 2 voet i.p.v. 4 voet), en de molens draaiden te zwaar waardoor alleen bij harde wind gemalen kon worden. Pas na een uitspraak van het Hof in 1635 werden de wederzijdse verplichtingen geregeld.

Het is nog onduidelijk wat er met de zes molens is gebeurd. Op een kaart uit 1654 staan ze nog aangegeven, op eentje uit 1755 niet meer. Keunen suggereert dat de molens in 1672 verwoest of onklaar gemaakt kunnen zijn door invallende Franse troepen. In 1694 is er sprake van "verkoop van oude watermolens, het dorp Wamel betreffende".

Pas in 1791 werd besloten weer poldermolens te laten bouwen, hierbij werden toen ondermeer deskundigen uit Holland betrokken. Dit werden achtkante molens met een vlucht van 90 Rijnlandse voeten en staande schepraderen van 20 voet middellijn.

Omstreeks 1813 brandde de Wamelse molen af. Hierdoor, en doordat de zware schepradmolens vaak tekort wind hadden, ontstond de wens de bemaling te verbeteren. Op 19 januari 1819 besloot men om in de beide nog bestaande molens hellende schepraderen volgens het octrooi van A.G. Eckhardt en zijn broer F.F. Eckhardt in te bouwen, die een opvoerhoogte van ca. 2,4 m hadden en ook bij zwakke wind nog water konden opmalen. Tevens werd op de plek van de verbrande Wamelse molen een nieuwe hellend-schepradmolen gebouwd, en werd nog een zelfde geheel nieuwe molen nabij de Oudendijk gebouwd als aanvulling voor het bemalingsgebied van de Oude Kooymolen. De molens bleken tot volle tevredenheid te functioneren.

Toch bleven grote delen van de polder 's winters en een deel van het voorjaar blank staan. Daarom werd in 1836 besloten om een stoomschepradgemaal te gaan bouwen. Echter pas in 1845/1846 kwam het tot de bouw van een stoomgemaal, met als eerste de toepassing van de dubbelwerkende verticale perspomp van ir. H. Fijnje van Salverda.

Nadat de Molenpolder van Wamel, Dreumel en Alphen in 1847 definitief overstapte op stoombemaling, werden de molens overbodig en bood het polderbestuur ze op 11 december 1847 bij openbare verkoping aan. Van alle vier is bekend waarheen ze verplaatst werden, zie de betreffende records.

Twintig jaar later bleek het gemaal de bemaling als gevolg van aanhoudende kwel toch niet goed aan te kunnen, waarop twee gemalen werden bijgebouwd bij Wamel en Alphen, en het oude gemaal bij Dreumel werd voorzien van een toen nieuwerwetse centrifugaalpomp.

Bronnen:
- "Poldermolens uit de Molenpolder", artikel door G.H. Keunen in "Tweestromenland" nummer 35, 1981/3.
- "Zijper historie bladen", 2001 nummer 2, artikel "De grote onbekende, de koren- en pelmolen van Oudesluis" door Kees Otter. Beide met dank aan H. van der Kaay.