Deze molen was de voorganger van de molen 't Fortuin II, waarvan nu nog de stenen 8k molenromp van over is. Omdat dit de voorganger was van de laatste molen op die plaats, noemde men de voorganger 't Fortuin I.
De molen stond aan de oostzijde van het Zuideinde, het was een houten bovenkruier met stelling.
In 1849 vroeg Pieter de Vries toestemming tot de bouw van de molen, maar dit werd door de minister van Financiën gewijgerd. Er waren nogal wat bezwaren van verschillende aard ingebracht: concurrentie, brandgevaar, waarde dalingen van woningen en 'last van geruisch!' Op een herhaald verzoek volgt de toestemming, mits de molen op ten minste 75 ellen van de openbare weg wordt gebouwd en een zwikstelling krijgt.
Genoemde de Vries werd in 1808 in Smilde geboren. Op de Kinkhorstermolen bij Massier was hij in dienst als molenaarsknecht geweest, ten tijde van het indienen van het verzoek was hij knecht op de zaagmolen van de heer van Holthe.
1850: Reeds in 1850 was de korenmolen in bedrijf. De Mulderswoning naast de molen, thans nog als garage aanwezig, diende voor twee gezinnen. Daar woonde ook Hendrik Jan ten Brink. Deze bleven daar wonen toen de Vries in 1856 naar zijn geboorteplaats Smilde vertrok.
15-07-1865: De Meppeler Courant.
Op 12 juli 1865 brandt de molen af, te half acht ure het onweder op de Windkoren-, pel- en runmolen van de Heer Hendrik Jan ten Brink nederviel'.
De molen die geheel van hout was opgetrokken, werd volledig in de as gelegd. Het woonhuis bleef behouden.
De molen werd spoedig op dezelfde plaats herbouwd en is dan bekend als korenmolen 't Fortuin II.
jnjv, bron: Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1968, blz. 81, A.B. Caarten