Molen De Witte Ster / De Haas / De Tobbe, Zaandam-West

Zaandam-West, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Witte Ster / De Haas / De Tobbe
modeltype
Paltrokmolen
functie
zaagmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06393 v
oude dbnr.
V3519
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Zaandam-West
plaatsaanduiding
Ten westen van de spoorlijn, halverwege de Vaart en de Zuiderwatering, niet ver van de Hogendijk
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam F (1) 101 Erve Engel van der Stad, koopman
geo positie
X: 115925, Y: 494515
N: 52.43703, O: 4.81258

constructie

modeltype
Paltrokmolen
krachtbron
wind
functie
inrichting
als wagenschotzager
plaats kruiwerk
onderkruier
kruiwerk
onderkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
Het bouwjaar van de Witte Ster is onbekend, de molen wordt voor het eerst op 8 februari 1680 genoemd. Toen verkocht Jan Jacobsz. Mens de molen voor ƒ 1665,- aan Claes Claesz. Haes. Vermoedelijk geeft Claes Haes de molen zijn andere naam. Op 30 oktober 1694 laat Claes Claesz. Heijn (nieuwe achternaam of verkeerd gespeld) de molen tegen brand verzekeren in een assurantiecontract. Claes Haes blijft vrij lang werken met de Witte Ster, nog in 1726 werd hij als eigenaar van de molen genoemd. Echter niet lang daarna kwam de Witte Ster in bezit van Meijndert Cornelisz. Ghijsen. Op 26 april 1732 werd te Zaandam een assurantiecontract opgericht speciaal voor “paltrocken off onderkruijers”, Ghijsen liet de molen hierbij tegen brand verzekeren. Meijndert Ghijsen werkte later ook met de Westzaandammer paltrokken “de Groote Arend”, “de IJsvogel” en “de Grauwe Kieft”.

Op 4 december 1745 doet Meijndert Ghijsen de molens over aan zijn zoon, vermoedelijk verkocht deze de Witte Ster kort hierna. De drie andere paltrokken stonden niet ver van het woonhuis van Ghijsen, voor een ‘loopie’ naar de Witte Ster was Ghijsen wat langer onderweg. De moleneigenaren woonden vroeger op enkele uitzonderingen na, niet ver bij hun molens vandaan. Hierna kent de molen nog enkele andere eigenaren, waaronder Arie Rot die de molen in 1794 verkocht. Op 9 januari van dat jaar werd het volgende ter veiling aangeboden:”Een wagenschothoutzaagmoolen zijnde een paltrok, genaamd de Witte Star c.a. staande aan het eijnde van het Vendje, ’t Molentje meede staande beoosten de Moolen moet staan blijven zoo lang de tegenwoordige bezitter ten eijgendom toekomt (tenzij door een minnelijke schikking verplaatst kan worden) dog mag niet verder worden uytgetimmerd.” De molen werd voor ƒ 550 gekocht door Engel van de Stadt.

De latere firma Engel van de Stadt & Zn. vond zijn oorsprong in 1764. Toen sloten de broers Huybert en Jan van de Stadt een compagnieschap. Aanvankelijk houdt het bedrijf zich bezig met het vervoer van hout, de houthandel en bezit het diverse sleepboten.

Niet lang na de oprichting van de nieuwe firma, trad de zoon van Huybert van de Stadt, Engel van de Stadt, toe tot de firma. In 1787 kwam de eerste windmolen binnen de firma. Het betrof hier de op het eiland in de Voorzaan staande bovenkruier “de Bakker”. Engel van de Stadt was toen reeds voor een deel eigenaar van deze molen. Verder had de firma in 1777 de twee houtwerven nl. “de Fok” en “de Notenboom”, beide gelegen op het eiland in de Voorzaan. Na het overlijden van Huybert van de Stadt werd Engel van de Stadt alleen eigenaar van de firma.

Met de aankoop van de Witte Ster verwierf van de Stadt zijn tweede molen, hierna zouden er nog enkele volgen, nl. “de Snoek”, “de Engel”, “de Huisman” en “de Jonge Beer”, al deze molens waren gelegen in Zaandam-Oost, de eerste drie waren paltrokken, “de Jonge Beer” was een bovenkruier.

Engel van de Stadt stierf in het jaar 1819, zijn weduwe, Guurtje Kroeger, werd eigenaresse van zijn eigendommen. De firma Engel van de Stadt werd vanaf dat moment bestuurd door haar tweede zoon, Huybert van de Stadt. Na het overlijden van Guurtje Kroeger in 1827 werd het grote molenbezit verdeeld tussen Cornelis en Huybert van de Stadt. Huybert van de Stadt ging verder onder met de firma Engel van de Stadt & Zn. Cornelis van de Stadt begon een onderneming voor zichzelf met de molen die hij uit de erfenis kreeg.
Cornelis van de Stadt kreeg de volgende molens toebedeeld, de Oostzaandammer paltrokken “de Huisman”, “het Vergulde Hert” en “de Boendermaker”, de bovenkruier “het Bruine Schaap” en de Witte Ster. In de daarop volgende jaren weet Cornelis van de Stadt zijn bedrijf te laten floreren. In 1838 liet hij in Oost-Zaandam een grote nieuwe molen bouwen, die de naam “de Vrede” kreeg en in 1845 verwierf hij de paltrok “de Jonge Arnoldus”.

Op 1 maart 1842 verkocht Cornelis van de Stadt de Witte Ster en een woonhuis voor ƒ 6000 aan zijn zoon Cornelis van de Stadt jr. Op deze manier steunde de vader zijn zonen, vier andere zonen van Van de Stadt kregen eveneens een molen te koop aangeboden. Naast de houthandel had Cornelis van de Stadt jr. ook nog een handel in wijnen.

In 1864 liquideerde Van de Stadt zijn houthandel. Op 2 april van dat jaar verkocht hij de Witte Ster voor ƒ 2500 aan Martinus Kamphuys.

Niet lang na de aankoop van de Witte Ster breidde Kamphuys de zaken uit met de buurman van de Witte Ster, de paltrok “de Roode Wildeman”. De Tobbe was een van de weinige molens die in die tijd nog wagenschot zaagde. Martinus Kamphuys werkte onder de firmanaam Weduwe S. Kamphuis & Zn.
Volgens Boorsma werd De Witte Ster in 1859 omgebouwd van wagenschotzager tot balkenzager, maar op 21 januari 1869 verzekerde Martinus Kamphuys Jsz. de molen nog steeds als wagenschotzager.

In 1869 richtte Kamphuys een stoomzagerijtje op dat de naam kreeg van de gesloopte molen van zijn broer, “de Ladder Jacobs”. Deze eersteling van de stoomzagerijen werd aangedreven door een locomobiel van 4 PK.

In dat zelfde jaar verzekerde Kamphuys zijn beide molen bij het papiermakerscontract, de verzekerde waarde van de Witte Ster en zijn bijgebouwen bedroeg ƒ 7000. Kamphuys bleef met zijn twee molens tot 1879 werken, daarna wordt duidelijk dat “de Ladder Jacobs” het werk alleen aan kan en worden de molens overbodig. In 1879 werd “de Roode Wildeman” gesloopt. De Witte Ster verdween in 1880.

Over de bijnaam “de Tobbe” schreef Pieter Boorsma in zijn boek “Zaanse Windmolens”: ”Naast de Haas, had de Witte Ster een spotnaam en daaronder was hij beter bekend dan onder zijn doopnaam. Vragende naar de Tobbe, had men meer kans verstaan te worden dan wanneer men de ware naam van de molen noemde. Oorzaak van de spotnaam was de kap van de molen --een wanproduct, vervaardigd door een molenmaker die “geen kijk op zijn werk” had. Het bouwsel was nagenoeg rond en daardoor veel te wijd, zodat de Witte Ster zijn bestaan heeft moeten slijten met een “waterhoofd”. Eigenlijk zou dat een juistere benaming geweest zijn voor die buitenmodelsche kap.”

Bronnen:
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 89
- “Zaanse Windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 194-195
- “250 Zaanse molens” R. Couwenhoven 2001 blz. 38
- www.duizendzaansemolens.nl R. Couwenhoven
- “Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 379
- “Engel van de Stadt, zijn voor en nageslacht” Dr. S. Hart 1951 blz. 93-153/ 233-235/ 262-264
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 337
- "1100 Zaanse Molens", Ron Couwenhoven 2015, blz. 42.

aanvullingen

trivia
Wagenschotzager, later balkenzager “de Witte Ster” of “de Haas”, bijgenaamd “de Tobbe”, paltrok, te Zaandam-West ten westen van de spoorlijn, halverwege de Vaart en de Zuiderwatering, niet ver van de Hogendijk. Bouwjaar onbekend, gesloopt in 1880.