- naam
- De Duijnmeijer / De Duinmeier
- modeltype
- Kantige molen, stellingmolen
- functie
- oliemolen, pelmolen, doppenmolen
- bouwjaar
- verdwenen
- toestand
- verdwenen
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Ten Bruggencate-nr.
- 04916 a
- oude dbnr.
- V3272
- Meest recente aanpassing
Molen De Duijnmeijer / De Duinmeier, Westzaan
Westzaan, Noord-Holland
v
locatie
- plaats
-
Westzaan
- plaatsaanduiding
- ten oosten van het dorp, Duinmeiersloot zz., achter de blauwselfabriek van Avis
- gemeente
- Zaanstad, Noord-Holland
- streek
- Zaanstreek
- kadastrale aanduiding 1811-1832
- Westzaan B (1) 860 Jacob Kruyt, koopman
- geo positie
-
X: 113663, Y: 496757N: 52.45701, O: 4.77904
constructie
verwijzingen
- allemolens.nl
- Kijk op allemolens.nl voor historische foto's en documenten van deze molen
geschiedenis
- toestand
- verdwenen
- bouwjaar
- verdwenen
-
gesloopt
- geschiedenis
-
De windbrief van oliemolen De Duinmeijer werd op 25 november 1632 uitgegeven door de Reeckenmeesters van de Domeijnen van de Staten van Holland en West-Friesland. Dat blijkt uit de verbandacte [zie Aanvullingen] die op 26 april 1634 door schout Claas van der Wal, schout van de Banne Westzaan en Krommenie en de schepenen Gerrit Heijndericxsz & Jan Luijtsz Timmerman van Westzaan werd afgegeven. Er werd een windpacht van ƒ 2,50 vastgelegd. Deze erfpacht moest met kerstmis 1633 voor het eerst worden betaald. De windbrief was op naam van Jan Willemsz uitgegeven, maar toen de verbandacte werd aangevraagd was hij al overleden. Zijn broer Cornelis Willemsz deed daarop de aanvraag. Als belendingen van de molen werden Claes IJsbrantsz ten noorden en Pieter Jacobsz ten zuiden van de molen opgegeven. De naam van de molen werd niet genoemd, maar Cornelis Willemsz woonde in de Krabbelbuurt. Dat was het stuk ten zuiden van de Kerkbuurt in Westzaan, waar De Duinmeijer aan de naar de molen vernoemde sloot stond. Uit later stukken bleek dat het om De Duinmeijer ging.
De windbrief staat ook op de lijst van de Grafelijkheidsrekenkamer (Nationaal Archief, Den Haag) op naam van Jan Willemsz., maar op 9 november 1632, terwijl in de verbandacte 25 november als uitgiftedatum wordt vermeld.
De molen was ondergebracht in een partenrederije. Dat bleek toen de erfgenamen van Heertje Joseps uit Amsterdam op 25 februari 1644 3/16de part in een oliemolen en wat roerende goederen verkochten aan Pieter Claasz Duijn uit de Krabbelbuurt in Westzaan. Hij betaalde in totaal ƒ 532, terwijl het onroerend goed op ƒ 355 werd getaxeerd. De molen was dus bijna 1900 gulden waard. Duijn woonde ten zuiden van de molen, maar om van de molen aan de weg te komen moest hij wel over land van iemand anders. In het transportregister van de Banne Westzaan werd vastgelegd dat hij en zijn molenvolk het recht van overpad had tegen betaling van tien gulden per jaar. Nog hetzelfde jaar breidde Duijn zijn bezit uit. Op 30 april kocht hij voor 600 gulden nog een kwart part van Allert Jansz en Pieter Jacobsz die net als hij zelf in de Krabbelbuurt woonden. Vier dagen later deed hij de helft in de molen over aan Dirck Pietersz, die vermoedelijk zijn zoon was.
De molennaam werd ook bij deze transacties niet genoemd, maar uit latere verkopingen bleek dat het om De Duinmeijer ging die zijn naam dus aan de familie Duijn te danken had. Dit was een molen met een bijzondere bouw. Molenknecht Willem Buijs, die in 1917 zijn boek De Windmolens aan de Zaanstreek publiceerde kende De Duinmeijer goed. Al in 1896 schreef hij voor De Zaanlander een serie over Zaanse molens, die later de basis van zijn boek vormde. Daarin zei hij over De Duinmeijer: 'De molen was bijzonder door zijn bouw. Hij was zeer diep in zijn schuren gebouwd.'
Pieter Claasz Duijn overleed voor 1 februari 1652, want die dag verkocht de voogd van zijn weduwe Trijn Jans een half part in de molen voor ƒ 1809,50 aan Claes Hendriksz Vis en Heynderick Jelisz. De familie van de laatste bleef lang bij de molen betrokken. Toen Gerrit Dirksz Wit uit Koog aan de Zaan op 28 april 1678 een vierde part verkocht was Jelis Heynderickx Jelisz samen met Claes Dirksz Wit koper voor 600 gulden. Die dag werd de naam van de molen voor het eerst genoemd in de stukken: De Duinmeijer. Vermoedelijk had de familie Duijn de naam aan de molen gegeven. Ook in 1682 kocht de familie Jelisz nog een part op. Dit keer had Jelis Heynderickx assistentie van zijn broer Jan. Ze kochten voor ƒ 592 een twaalfde part op van Griete Claes, de weduwe van Jan Gerritsz Tip uit Westzaan.
De molen is bekend als De Duinmeijer, maar volgens mij moet het De Duijnmeijer zijn, omdat de familie die al in 1644 werd genoemd en bij de molen woonde, Duijn heette.
De Duinmeijer komt voor in een assurantiecontract voor ladingen dat op 21 maart 1682 voor notaris Abraham Brinckhorst werd opgericht. Er waren veertien deelnemers, die zich allemaal verplichtten maximaal ƒ 154 uit te keren indien een collega door brand werd getroffen. De ladingen waren dus voor ƒ 2002 verzekerd, want de eigen bijdrage in deze brandverzekering werd als eigen risico aangemerkt. De Duinmeijer werd door Claas Dirksz Wit in deze verzekering onder gebracht.
Ron Couwenhoven, 22 dec. 2020.
-----
In 1726 kwam de molen in bezit van Cornelis Abrahamsz. Relk en Dirk Claasz. Groot. Zij hadden in 1722 de nog steeds bestaande pelmolen Het Prinsenhof laten bouwen die iets ten noorden van De Duinmeier stond. Met de aankoop van deze oliemolen spreidden de beide compagnons hun belangen. Mocht het iets minder gaan in de pellerij, dan konden zij terugvallen op de olieslagerij en andersom natuurlijk. Later hadden de beide heren ook belangen in de walvisvaart.
Op 14 juni 1727 werd in Zaandam de collectieve brandverzekering het Olieslagerscontract opgericht. Bij deze verzekering konden echter alleen de goederen die in de molen aanwezig waren, tegen brand worden verzekerd. Cornelis Relk en Dirk Groot lieten de lading van De Duinmeier op die dag verzekeren. Uit het bedrag dat zij bij brand van hun medeverzekerden uitgekeerd kregen, valt op te maken dat De Duinmeier een enkelwerks oliemolen was. Later werd De Duinmeier verbouwd tot een dubbele oliemolen.
De opstal van de molen zelf was schijnbaar nog ergens anders verzekerd, deze werd pas op 30 mei 1741 verzekerd bij het OC.
De firma Relk & Groot bleef tot 1758 met De Duinmeier werken, daarna kwam de molen in andere handen. Omstreeks het jaar 1800 kwam De Duinmeier te werken voor Gerbrand Dekker. Latere telgen uit deze familie bleven actief met vooral olie- en pelmolens in de omgeving van Westzaan.
Op 11 januari 1815 werd de oliemolen getroffen door blikseminslag, en werd hersteld.
Begin 1883 kwam De Duinmeier tot stilstand en op 31 mei van dat jaar werd hij uit het Olieslagerscontract geroyeerd. Op 2 oktober 1883 werd de molen geveild en kwam hij in bezit van de Zaandammer olieproducent Cornelis Bon. Het is niet duidelijk of Bon nog met de molen heeft gewerkt. In 1885 werd De Duinmeier van binnen leeg gesloopt en weer in de verkoop gedaan. De nieuwe eigenaar van de molen werd Klaas Dekker uit Westzaan.
De aankoop van deze molen was voor hem de slechtste beslissing in zijn leven. Kort na aankoop van de molen besloot hij om samen met zijn zoon wat werkzaamheden te verrichten. Toen zijn zoon in de aanwezige oliebak van de molen afdaalde voor een inspectie, kwam hij niet meer terug. Daarna daalde vader Dekker ook af in deze bak om te zien waar zijn zoon bleef. Vader en zoon Dekker kwamen door verstikking om het leven, de oliebak was gevuld met gas.
Kort na dit tragische ongeluk werd de molen weer verkocht, aan wie is mij niet bekend. De nieuwe eigenaar liet de molen inrichten als doppenmolen, zij het zonder succes.
De slachtoffers waren Klaas Dekker (56 jr) en zijn zoon Tijmen Dekker (21 jr). Klaas Dekker werd geboren te Krommenie op 16-04-1829. Tijmen Dekker werd geboren te Westzaan op 07-03-1864. Beiden stierven ze op 21-08-1885 om 14.30 uur. (Overlijdens- en geboorte akte – Openarchief / Gemeente Archief Zaanstad)
In het jaar 1888 kwam de molen in handen van de Westzaner timmerman Pieter Molenaar. Hij liet De Duinmeier inrichten als gerstpelmolen. In deze tak van industrie was in die tijd nog een goed belegde boterham te verdienen. Later ging Pieter Molenaar zich toeleggen op het vermalen van diverse andere voedingsmiddelen.
Op een gegeven moment kreeg Molenaar van de Westzaanse huisarts J. van den Broecke de vraag of hij rijst geschikt kon maken voor consumptie voor een zieke zuigeling. Met een koffiemolen maalde Molenaar toen de rijst tot meel. De pap die hiervan werd gemaakt, werd aan het kind gevoerd dat binnen korte tijd weer beter werd. Dit nieuws verspreidde zich al snel door de Zaanstreek heen en niet lang daarna werd er met De Duinmeier alleen nog maar rijstebloem gemalen. In het eerste echte productiejaar, 1896, produceerde Pieter Molenaar 700 pakjes kindermeel met De Duinmeier. In 1901 was dit aantal reeds gestegen tot 100.000 pakjes. Molenaars Kindermeel was een begrip geworden. Omstreeks deze tijd zocht Molenaar een geldschieter, die vond hij in de Zaandijker bakker Gerbrand Swart. Vanaf toen werd er onder de firmanaam P. Molenaar & Co. gewerkt. Al vlug bleek dat De Duinmeier het werk niet meer aankon. Om niet meer afhankelijk van de wind te zijn werd er in 1905 een zuiggasmotor naast de molen geplaatst. Om deze machine te herbergen, kwam er aan de westkant van de molen een stenen gebouw te staan. De molen werd toen definitief stilgezet. De productie van kindermeel bleef stijgen, in 1908 kwamen er een half miljoen pakjes kindermeel uit De Duinmeier gerold.
Ten slotte was de productie in de molen niet meer te handhaven en ging men op zoek naar een betere locatie. Die werd gevonden aan de oostkant van de Nauernase Vaart, iets ten zuiden van de verfmolen De Oranjeboom. Op de nieuwe locatie verrees een stenen fabriek die werd aangedreven door een stoommachine. In augustus 1911 werd de fabriek in gebruik genomen. Een jaar later werd De Duinmeier gesloopt.
Door de jaren heen werd de fabriek verder uitgebreid en gemoderniseerd. In 1969 verkocht de derde generatie Molenaar en Swart de aandelen van Molenaar’s Kindermeel aan de Verenigde Veluwse Melkfabriek uit Nunspeet. De fabriek aan de Nauernase Vaart bleef tot 1974 in bedrijf. In dat jaar werd de fabriek stilgezet en verhuisde de productie van het kindermeel naar Leeuwarden. Halverwege de jaren tachtig werd het merk Molenaar’s Kindermeel verkocht aan de Duitse puddingfabrikant Milupa. Het is mij niet bekend of het product Molenaar’s Kindermeel onder deze benaming nog in de schappen van de winkels ligt, soortgelijke producten bestaan nog steeds. De fabrieken aan de Nauernase Vaart werden in 1977 gesloopt, later werden op het leeggekomen terrein woningen gebouwd.
Op de plaats waar De Duinmeier heeft gestaan zijn nog steeds restanten van de fundering te vinden.
Bronnen:
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 225
- “van Kluft tot Weel” A. Sol 1989 blz.15
- “Encyclopedie van de Zaansteek” 1991 blz. 480-481
- “Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 1” T. Neuhaus 1987 blz. 112
- “Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
- “Het Olieslagerscontract” R. Couwenhoven 2002 blz. 44/ 107
- "1100 Zaanse Molens", Ron Couwenhoven 2015, blz. 350
F. Rol, Zaandijk.
Caroline Schaeffer
aanvullingen
- trivia
- Dordrechtsche Courant zo/ma 23/24 aug. 1885:
"De heer K.D. Azn te Westzaan, ging met een zijner zonen en eene dochter naar de onlangs door hem aangekochte oliemolen "De Duynmeyer", om dien te bezigtigen. Bij een oliebak gekomen, is de zoon daarin afgedaald, naar men zegt, om het deksel, dat in de bak was gevallen, naar boven te halen. Daar hij niet terugkwam, klom ook de vader af, doch keerde evenmin weder. Beiden zijn, daar de bak lang gesloten was geweest, bedwelmd geraakt, en, hoewel op het geroep der dochter spoedig hulp werd geboden, zijn beiden levenloos naar boven gehaald."
Jaap de Vries.
-----
"Verbantacte
Wij Claas van der Wal, schout tot Westzanen ende Croemmeie, Gerrit Heijndericxsz & Jan Luijtsz Timmerman, schepenen tot Westzaenen doen condt alle luijden dat voor ons gecomen & gecompareert is Cornelis Willemsz onse buijrluijde woonende inde Crabbelbuurt ende verclaerde ons mits Jan Willemsz sijn broeder overleden is, dat die heeren van de Reeckeninge sijn broeder verleent hadde die gerechtigheijt van de wint tot een olijmolentgen dat hij gestelt heeft tot Wesstsaene in de Crabbelbuijrt belent ten noorden Claes IJsbrantsz & ten zuijden Pieter Jacobsz onder de erffpagt van twee carol(us). guldens & tien stuijvers blijkende tot xx stuijvers vrij gelt & danderde conditien van heijninge, naestinge & anders breder blijkende inde brieve daervan zijnde in dat den xxv november xvj xxxij (1632 - r.c.) mitsgaders tot verseeckeringe van voorsz erffpaghte jaerlijx tot comptiore van den rentmr. generael van kennemerlandt & westvrieslandt indertijt wesende wel ende behoorlijck te betaelen op kerstmis waervan op kerstmis Ao xvj xxxiij (kerstmis 1633 - r.c.) teerste Jaer erffpacht verschenen was ende soo voorts van jare tot jare ende tverder inhoude nae te come tot eene specialen hypoteque ende verbint bij desen den voorsz oolijmole ende erff omme alle gebreecken daer aen te moge verhaelen en met alle regten ende regtens.
Toirconde heb ïck schout voorsz desen brieff beneffens schepenen ondergeteijkend & volgens mijn seegel hijer beneden angehangen op te xxvj Aprill Ao xvj xxxiv (26 april 1634 -r.c.).
C, Oosterhoren sets
Westzaenen"
Bron: NL-ZdGAZ_OA-0008_1651_0014.
draag zelf bij
- foto's
- foto's insturen