Molen De Koker (2e), Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Koker (2e)
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04913 s
oude dbnr.
V2867
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 04913 s De Koker (2e) (Zaandam-Oost)
Foto: n.n.

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Aan weg en Zaan, iets ten noorden van de Prins Bernhardbrug.
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam C (1) 721a Jan Besbrinker en Cornelis de Jager, molenaars
geo positie
X: 116376, Y: 496242
N: 52.45258, O: 4.81902

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Vermoedelijk drie of vier koppel maalstenen.
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
De windbrief van 16 september 1589 was voor een wipmolen, waarover de Zaanse brandkroniek het volgende vermeldt: '1735. 22 mei. Verbrandde de molen de Kooker, te Zaandam'.

Over de nieuwe molen, een hecht doortimmerde achtkante meelmolen vermeldt de Zaanse brandkroniek het volgende: '1910. 17 jan. Wederom in de Oostzijde. Op maandagmiddag te 1 uur precies, was de molen De Koker, een meelmolen van den heer J. Mulderij staande even voorbij het grote glop, bezig van den aardbodem te verdwijnen'.
Ze werd niet meer door den wind maar door motorkracht gedreven. In ongeveer een kwartier tijd stond de molen in brand en was verloren.

Molen de Koker werd op 18 mei 1862 door Gerrit Jan Mulderij en Maartje Visser gekocht. Anna Muusse was de kleindochter van bovengenoemde G.J. Mulderij. Anna Muusse was getrouwd met Wouter Korthof uit Naarden.
De molen verbrandde op 17 januari 1910 om 13.00 uur.
Tekst: Mevr: B.H. Philipoom-Korthof.
-----

Op 24 mei 1735 werd de oude wipmolen De Koker door een brand verwoest, er volgde herbouw. Ditmaal verrees er aan de oever van de Zaan een grote zwaar gebouwde achtkante bovenkruier, die op zijn minst was uitgerust met drie koppel maalstenen.
In het jaar 1752 was de molen het eigendom van Maartje Claas Aal. Kort hierna deed zij de molen over aan Jan Putz. Op 5 december 1775 verkocht de weduwe van Jan Putz De Koker voor Fl.13.000,- aan Jan Pietersz. Langebaert. Hierna wisselt de molen in een betrekkelijk korte tijd meerdere malen van eigenaar.
In augustus 1780 verkocht Jan Langebaert de molen voor Fl.16.000,- aan Dirk van Vliet. Deze doet De Koker op zijn beurt in 1784 over aan Jan Brood en Klaas Zetter. Met deze transactie was een bedrag van Fl.15.000,- gemoeid. Na het overlijden van Jan Brood in of kort voor 1797, nam zijn weduwe Marijtje Valentijn voortaan de zaken waar, samen met Klaas Zetter. Na haar overlijden werd het aandeel in De Koker verdeeld onder haar twee dochters, zij verkochten dit part op 1 maart 1816 voor Fl.4000,- aan Jan Besbrink.
Klaas Zetter bleef tot 20 januari 1814 eigenaar van de halve Koker. Op die dag verkocht hij zijn aandeel voor 3040 franken aan Pieter Honig. Deze bracht dit aandeel op 11 augustus 1814 in veiling, waarna het voor Fl.3000,- werd gekocht door Gerrit Noomen. Ook deze hield dit part maar kort in zijn bezit, achtereenvolgens werden Tymen Hesse, Cornelis de Jager en ten slotte Jan de Jager eigenaar van dit part.
In 1849 kocht Jan de Jager de Koger meelmolen De Haan. Zijn aandeel in De Koker deed hij toen over aan Jan Wasmoeth voor Fl.4750,-.
Op 25 februari 1850 kwam de gehele molen in bezit van Jan Hondius. Na zijn dood in 1855 werd zijn weduwe Antje Spaans eigenaresse van De Koker.
De Koker behoorde het laatst toe aan de familie Mulderij, die uit de omgeving van Amersfoort afkomstig was. Laatste eigenaar en molenaar van De Koker was dhr. Jan Mulderij.
Toen het kort na de eeuwwisseling niet meer lonend was om graan voor menselijke consumptie te malen, schakelde Mulderij over op het malen van veevoer en doppen. Omstreeks 1908 werd er bij De Koker een zuiggasmotor geplaatst die voortaan het binnenwerk van de molen aandreef. De Koker kwam toen tot stilstand en werd met zijn kruis op het zuidoosten gezet, ontdaan van zijn zeilen en windborden.
In de middag van 17 januari 1910 raakte de molen die in bedrijf was door onbekende oorzaak in brand. Vermoedelijk betrof het hier een heetloper of iets dergelijks. Door de harde westenwind stond de grote molen binnen de kortste keren in lichterlaaie. Toen het rietdek was verbrand werd het nog draaiende spoorwiel zichtbaar. Om kwart over een was het afgelopen en stortte de brandende molen over de Oostzijde heen.
Een pakhuis dat iets ten zuiden van de molen stond overleefde de brand en is tot op heden nog aanwezig.

In een aflevering van het maandblad De Zaende vertelt Pieter Boorsma de volgende anekdote over De Koker. Het artikel ging over molens die aan de weg stonden.
“De Koker.
Hij stond aan weg en Zaan, te Zaandam Oostzijde, ten noorden van het Groote Glop. In 1910 is hij in vlammen opgegaan. Op zijn erf is later een metselaarsbedrijf gevestigd.
Aanvankelijk zal de molen geen huizen tot “buren” gehad hebben; maar in de 19e eeuw kwamen, zowel ten noorden als te zuiden van hem, huizen te staan.
Het was op een uitermate buiige voorjaarsdag, in het jaar 1888, dat ik, terugkomende van “middaggen” (na het gebruiken van het middagmaal) tijdens een hevige bui, uit het zuidwesten, de molenmakerswerkplaats, aan de Westzijde van de Zaan, schuin tegenover “de Koker” (iets ten zuiden) ik mag wel zeggen: binnenviel, want een geweldigen rukwind drukte mij door het geopende deurgat. Het kostte heel wat kracht om de deur weer dicht te krijgen. Terwijl ik daarmee bezig was werd, vanuit het Oosteind van de schuur, geschreeuwd: “Kom gauw hier! Kaik de Koker!….Kaik de Koker!”
Naar het oosterraam hollend, zag ik daar een oude maat staan die, druk gesticuleerend, naar de molen wees. En daar was reden toe.
Gegrepen door een stormvlaag, draaide het grote kruis van de molen angstwekkend snel rond. “dat loop nooit goed òf,” voorspelde mijn scherptoekijkende maat.
Nauwelijks had hij dit gezegd, of wij zagen een der wieken zijwaarts wegslingeren en op het huis, ten Noorden van de molen, neerdalen. Wij namen waar, dat het gevaarte, rechtstandig, door het dak heen ging en verder wegzakte, zodat minder dan de helft er van boven het dak bleef uitsteken.
De molen maalde intussen nog even “mit drie ende,” wat een vreemd schouwspel opleverde. Weldra nam de wind wat in kracht af, het geschonden kruis slingerde wat heen en weer, om ten slotte tot rust te komen, met de roed, waarvan de helft verloren was, “voor de borst”.
“We gaene nè de overkant, ‘rs kaike hoe ’t in dat hois ‘esteld is. ’t Zou me niks ontskiete asser deer ientje z’n hachie bai in-‘eskote het” – opperde mijn maat.
Spoedig zaten we in een schuitje en roeiden naar “de plek des onheils.” Op het achtererf van het huis aangekomen, zagen we de bewoonster, hevig ontdaan, op het straatje staan, omgeven door eveneens door schrik bevangen buurvrouwen. Het bleek dat in het huis niemand getroffen was. De huisvrouw was alleen thuis geweest. Zij was door een gelukkig toeval aan de dood ontsnapt, want even voordat de onverwachte indringer door dak, zolder en vloer heengegaan was, had zij, in het “achterend” bij de tafel gestaan, juist op de plaats waar het gevaarte gepasseerd was. Op die tafel stond de “afwasboel” welke de vrouw onderhanden had willen nemen, doch omdat het “afwassoppie” haar te heet leek, was ze even weggelopen, naar de voorkamer, om daar nog een of ander te verrichten.
Het hete water had haar dus het leven gered. Daar was dus weer uitgekomen dat, zoals men dat vooral vroeger uitdrukte, niet alleen een ongeluk, maar ook ’t geluk: “veulal op’s klain plaesie laidt.”
In de werkplaats terug gekomen, werden wij, mijn oude maat en ik, belast met verwijderen van het overgeschoten gedeelte van de afgemalen roed. De volgende dag draaide “de Koker” weer met één roed, want het inwendige van de molen had geen schade geleden.
Bij het opruimen van de weggeworpen wiek bleek, dat deze nog bijna twee meter in de grond was gedrongen. Dak, zolder en vloer hadden dus zijn vaart wel geremd, maar niet gestuit. Een paar dagen later waren we met een ploeg bezig aan een nieuwe roede voor “de Koker” en een week na het ongeval, had deze de plaats van zijn voorganger ingenomen.
P.Boorsma”

Bronnen:
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 114
- “Zaanse Windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 105-106
- “Zaanlandsch jaarboek” G.J. Honig en S. Lootsma 1934 blz. 105-109
- “de Zaende” 5e jaargang 1950 blz. 52-56/ 76
- “de Zaende” 6e jaargang 1951 blz. 343
F. Rol, Zaandijk.

aanvullingen

trivia
Meelmolen “de Koker”, achtkante bovenkruier met losstaand pakhuis, te Zaandam-Oost aan weg en Zaan, iets ten noorden van de Prins Bernhardbrug, waar zich momenteel de tegelhandel van Huitema bevindt. Bouwjaar 1735, verbrand in 1910.
-----

Op onderstaande afbeelding staat de meelmolen "De Koker" in Zaandam-Oost, verbrand in 1910.
Links op de foto is de oude gasfabriek van Zaandam-West te zien. De fabriek had voortdurend aanvoer van kolen nodig, vandaar de geladen schepen die daar voor de kade liggen. De afbeelding moet omstreeks 1905 zijn genomen.
F. Rol.