Molen De Deutel, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Deutel
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
volmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04913 q
oude dbnr.
V12305
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Gouw w.z., Veeringsloot zz.
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
geo positie
X: 117027, Y: 496385
N: 52.45391, O: 4.82858

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De vroegste vermelding van De Deutel als de volmolen van Weijningh Albertsz Bleeker dateert van 26 februari 1679, bij een boedelscheiding. Op 3 juni 1681 werd hij in een assurantiecontract opgenomen, ten name van Weiningh Albertsz Bleijcker.

Uit een aantekening in het windpachtregister bleek dat de molen in 1791 werd afgebroken.

Guurtje Harmens Volmer stierf in 1799. In haar boedelscheiding stond toen beschreven: "3 stukken land te Oost Zaandam, zijnde het land daar de molens de Dageraat en de Deutel op gestaan hebben."

Bronnen:
- "Duizend Zaanse molens", P. Boorsma 1968 blz. 144.
- "1100 Zaanse Molens", Ron Couwenhoven 2015, blz. 162.
-----

Net als alle volmolens stond De Deutel ver van de huizen diep in het veld. In dit geval het Oostzijderveld bij Zaandam. De plek was gekozen om de bewoners aan de paden de stank van de opgeslagen menselijke urine te besparen. Deze urine was nodig bij het productieproces in de volmolens. Talloze gezinnen kregen daarvoor tonnen thuis die door het molenvolk werden opgehaald en gecontroleerd. Want maar al te vaak probeerde de straatarme bevolking het inkomen wat aan te zuiveren door een paar emmers slootwater in de ton te kieperen…

De wonderlijke naam van de molen had vermoedelijk te maken met het wat vreemd uitgevallen molenlijf. In het oud-Zaans betekende ‘deutel’ een korte vierkante taps toelopende pen. Deze pennen werden gebruikt om in pel- en korenmolens de houten vulstukken – zgn. bossen – vast te slaan. Dit werd ook bij slijpstenen toegepast en werd ‘deutelen’ genoemd.

Het bouwjaar van De Deutel is niet gevonden, maar op 26 februari 1679 werd de molen genoemd bij een boedelscheiding als belending van een stuk land ‘genaempt de Vaerscamp over de Naegouw bij Wijningh Albertsz Bleeckers volmoole.” Dat was De Deutel, want twee jaar later nam Bleecker met zijn molen De Deutel op in een assurantie-contract, waarin hij gemeld werd als eigenaar van een 5/16de part in de molen. Er was dus sprake van een partenrederij. Het land De Vaerscamp lag achter het Grote Glop. De pelmolen De Dageraad, stond ook op dit land.

Al tien jaar eerder kochten Pieter en Wijningh Bleecker - op 26 februari 1669 - samen met Pieter Claasz 1/4de part, drie 1/20stge parten en 1/24ste part in een volmolen, huis en erf voor f. 2025,- van de erfgenamen van Claes Jansz Alits uit Oostzaandam. De gebroeders Bleecker betaalden een derde onmiddellijk en moesten de rest op 1 februari 1670 en 1671 aflossen. Molen en huis stonden ten oosten van de Nagouw bij het Kalf. Dit was ongetwijfeld de entree van de broers Bleecker in de molen die later bekend werd als De Deutel. Aan de zuidzijde lag land van Pieter Pouwelsz Vijselaar, de eigenaar van de volmolen De Vijzelaar.

Bleecker verzekerde de molen in 1681 voor f. 1040,-, waaruit wel blijkt dat De Deutel niet veel waard was. Maar toen hij op 14 februari 1683 een nieuwe verzekering bij hetzelfde brandcontract afsloot was er kennelijk het nodig verbeterd aan de molen, want de verzekerde som werd opgetrokken tot 1400 gulden en bovendien bleek Bleecker nu eigenaar van 9/16de part.
Hij zou uiteindelijk alle parten in zijn bezit krijgen. De laatste portie kocht hij op 6 januari 1693. Het ging om 5/16de part, dat hij voor f. 1681,25 overnam van Hendrik Hendriksz Cardinaal. Bij deze transactie bleek wie er nog meer deelnamen in de rederij. Het ging om de mede-verkopers en weduwen Guurtje Spaans, Sytje Symons en om Cornelis Jansz Nan. Zij hadden Jacop Willems Jaapoom gemachtigd om de verkoop te regelen. Bij het molenpart was een zelfde part in erf en woonhuis inbegrepen. Als belendingen werden opgegeven: ten zuiden Claas Jansz Honig, ten westen de koper, ten noorden Jan Jacobsz Groot en ten oosten de Gouw. Uit de verkoopprijs van het molenpart blijkt dat De Deutel met zijn erf en woonhuis, waarin zonder enige twijfel de meesterknecht woonde, toen op f. 5380,- werd getaxeerd. Daar blijkt weer eens uit dat de Zaanse molens zwaar onderverzekerd waren.

Want Wijning Bleecker werd op 21 januari 1700 nog eens als eigenaar vermeld in de brandverzekering, waarin De Deutel toen op 2385,- gulden stond. In totaal waren 34 molens van diverse types in dit contract verzekerd. Elf jaar later verzekerde Wijnand Harmensz Volmer de molen voor 2415 gulden en zijn familie zou tot het einde in 1791 met de molen blijven werken.
Toen 23 december 1728 het nieuwe windpachtregister van de Banne Oostzaanen in gebruik werd genomen, omdat de plaatselijke regenten de ambachtsheerlijke rechten hadden opgekocht van de Staten van Holland en West-Friesland, werd de weduwe van Cornelis Jansz ingeschreven als eigenaresse van de molen. Dit was ongetwijfeld de echtgenote van Cornelis Jansz Nan, die in 1693 zijn molenpart aan Bleecker had verkocht. Zij moest jaarlijks f. 4,50 windpacht afdragen aan de Banne. Het geeft weer eens aan dat het register aan nauwkeurigheid veel te wensen overliet. De gegevens waren klakkeloos overgeschreven uit de oude blaffert van de windpacht van de Reekenmeesters van de Domeinen, die in Beverwijk zetelden. Als de centjes maar netjes werden afgedragen, dan vonden de regenten en de klerken van de Banne het kennelijk wel best. In het geval van De Deutel waren de eigendomsgegevens in elk geval al 35 (!) jaar achterhaald.

In het nieuwe verpondingsregister van 1731 stond de molen op naam van Gerritje Harmens Volmer. Op 7 januari 1733 bleek dat zij de weduwe was van Cornelis Jacobsz. Gerritje liet toen een testament maken, waarin zij de molen als legaat vastlegde voor Jan en IJsbrant Wijninghsz Volmer. Zij moesten wel voldoen aan het testament dat zij met haar man al op 10 april 1708 had gemaakt. Jan en IJsbrant waren ongetwijfeld kinderen van Wijnand Volmer die de molen in 1711 had verzekerd.

Op 30 mei 1733 werd de onderlinge verzekering, waarin De Deutel was ondergebracht, opgeheven. Dat kwam doordat alle olieslagers hun molens uit dit brandcontract terug trokken, omdat zij hun molens vanaf die datum konden onderbrengen in het Olieslagerscontract, waarin zij zes jaar eerder al de ladingen van hun molens hadden verzekerd. Thijs Volmer tekende de acte van royering. De molen was op dat moment voor 2500 gulden verzekerd . Gerritje Harmens Volmer tekende in september 1733 het nieuwe contract, waarin de molen voor hetzelfde bedrag werd ondergebracht.

In het lidmatenregister van de Waterlandsche Doopsgezinde gemeente van Oostzaandam werden enkele gegevens gevonden met betrekking tot het molenvolk van De Deutel. Op 1 mei 1737 werd genoteerd dat de ‘egtelieden Cornelis Pieterse Coenen en Sijtie Breeuwer van de moole de Deutel naar Groeningen’ waren vertrokken. Cornelis Coenen en zijn vrouw woonden kennelijk in het huis bij de molen, hetgeen er opduidt dat hij meesterknecht was. Hij verhuisde met zijn vrouw dus naar Groningen. Hoe lang hij aan De Deutel verbonden was is niet bekend.

De familie Volmer bleef eigenaar tot het einde van het bestaan van De Deutel. Op 29 januari 1750 bleken Jan en Harmen Volmer elk voor een half part eigenaar bleken te zijn. De verzekerde som van de molen bleef tot 1783 ongewijzigd. In dat jaar verlaagde Jan en Harmanus Volmer de brandverzekering van hun molen met 250 gulden tot 2250 gulden.

De gegevens over het molenvolk, dat de talloze molens in bedrijf hield, zijn maar uiterst spaarzaam, maar van de De Deutel kwam in november 1757 nog een bijzonder feit naar voren, waaruit bleek dat er ook vrouwen in de volmolen werkten. In het kerkboek van de Gereformeerde Kerk in Oostzaandam werd het vertrek van Duifje Jans ‘uijt De Deutel’ gemeld. Zij verhuisde naar Oostzaan.

Jan Volmer probeerde de molen in 1789 nog te verkopen. Op 22 december liet hij in een advertentie in de Amsterdamsche Courant weten dat De Deutel uit de hand te koop was. Hij presenteerde de volmolen met de mededeling dat hij voorzien was van goede as en roeden 'weijnig jaaren oud.' Bovendien konden de droogschuur en de knechtswoningen worden overgenomen. De molen had een 'redelijk goed gaand werk, 11 volkommen, 22 eiken stampers en een mengketel.' Al het andere gereedschap kon ook worden overgenomen, maar Jan Volmer slaagde er niet in zijn volmolen te verkopen.

In 1791 kwam het einde voor De Deutel. De tijd van de volmolens was toen voorbij. De slopers hielpen hem uit zijn lijden.

Tekst: Ron Couwenhoven, 30 mei 2019.

aanvullingen

trivia
Amsterdamsche Courant, 22 dec. 1789:
"Uit de Hand te Koop een VOL-MOLEN, hebbende 86 á 87 voeten dragt of vlugt, genaamd DE DEUTEL, staande te Oost-Zaandam, in de Banne van Oost-Zaanen, aan de vaart de Gouw, met deszelfs Droog Schuur en Knegts Wooningen. Zynde deeze Molen voorzien van een goede Asch en Roeden, weinig Jaaren oud, wyders een redelyk goed gaande Werk, en 11 Volkommen, met 22 Eike Stampers, 1 Mengketel en verdere Geredsschappen, tot zulk een Fabriek. Te bevragen by Jan Volmer, te Oost-Zaandam."

De locatie is gebaseerd op de in 1949 door G. Husslage bewerkte kadasterkaart.