Molen De Zaaijer / De Witte Duif, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Zaaijer / De Witte Duif
modeltype
Paltrokmolen
functie
zaagmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04911 x
oude dbnr.
V4004
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
op het eiland in de Voorzaan
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
geo positie
X: 117147, Y: 493974
N: 52.43225, O: 4.83061

constructie

modeltype
Paltrokmolen
krachtbron
wind
functie
inrichting
als wagenschotzager
plaats kruiwerk
onderkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
Pieter Boorsma benoemt in zijn standaardwerk “Duizend Zaanse molens”, drie houtzaagmolens in het Oostzijderveld van Zaandam die de naam De Zaaijer droegen. Een bovenkruier (dbnr. 4045) en twee paltrokmolens, maar uit nader onderzoek blijkt dat er slechts één paltrok was.

De Zaaier was een paltrok balkenzager die voor het eerst genoemd werd in het transportregister van de Banne Oostzaan van 21 mei 1688, waarin als standplaats werd vermeld ‘buiten ’t Westerkattegat, belend ten oosten door Jacob Cornelisz Blauw en ten westen door de gemene dijck’. Dat wil zeggen dat de molen ten oosten van het land van Blauw lag en ten westen van de dijk. Jacob Blauw was eigenaar van de paltrok De Blauwe Boer of Langert en deze stond op het latere erf van de schaverij van William Pont op het Vooreiland. De Zaaier of Witte Duif stond daar dus nog westelijk van.

Joannes Leupenius tekende de molen in 1693 op zijn kaart van de Westerhem iets ten noorden van de Fok, zoals het driehoekige land op de zuidpunt van het latere eiland werd genoemd.

In 1688 was de molen van Willem Willemsz Fijn die hem toen voor 800 gulden aan zijn broer Dirk Willems Heyn verkocht. De verschillende achternamen van de broers duidden op een typisch Zaans verschijnsel, waarbij familienamen vaak gegeven werden om uitstervende familietakken te eren.

In 1721 was De Zaaier nog steeds in bezit van de familie Heyn. Jan Dirksz Heyn verzekerde de molen toen voor ƒ 1200. Heyn werkte ook met De Worsteling Jacobs, een zeskante zaagmolen, die even ten noorden van de Hanenpadsloot op de westoever van de Gouw stond. Deze molen was in 1716 voor rekening van Heyn gebouwd. Toen het bestuur van de Banne Oostzaan in december 1728 een nieuwe registratie van de windrechten startte bleek Jacob Dirksz Heyn eigenaar van beide molens. Ongetwijfeld was hij dezelfde als Jan Heyn, die in 1721 voor de verzekering zorgde.

Geheel correct ging het niet met de inschrijving van een nieuwe eigenaar in het windpachtregister van de Banne Oostzaan, want op 23 december 1730 werd genoteerd dat Jan Jansz Drijver het windrecht voor De Zaaier had betaald. Er werd de aantekening bijgemaakt: ‘Op 23 december op ordre van Jan Drijver verandert van naam op De Witte Duif.’ Maar de bedoelde eigenaar dook een paar maanden later in het nieuwe verpondingsregister van de Banne ook op onder de naam Duyves en dat was de juiste familienaam. De Witte Duif werd op zijn naam voor een huursom van 66 gulden - het gebruikelijke bedrag voor paltrokmolens - ingeschreven in dit onroerendgoedregister.
Jan Duyves had de naam van de molen dus veranderd. Jacob Heyn, die in het molenhuis van De Witte Duif of Zaaier woonde, was kennelijk zeer gesteld op de naam De Zaaier, want hij liet op de dag van de verkoop De Worsteling Jacobs omdopen in De Zaaier.

Op 19 juni 1738 was Duyves nog steeds eigenaar van De Witte Duif alias Zaaier op de Westerhem. Hij verhoogde toen de verzekering tot ƒ 1600. Dat gebeurde vlak voor de crisis in de houtzagerij uitbrak. Deze economische terugval werd Jan Jansz Duyves fataal.

Hij kwam in financiële problemen en op 31 augustus 1743 werd op last van schout en schepenen van de Banne Oostzaan De Witte Duif met erf, schuur en gereedschappen publiek verkocht. De aanvraag daartoe was gedaan door de Edamse koopman Nicolaas Bost, een schuldeiser van Duyves. Er volgde ongetwijfeld een veiling, waarover geen gegevens bekend zijn. Maar op 1 mei 1744 liet Jan Duyves een zogenaamde insinuatie uitbrengen aan Willem Hondius, de secretaris van de Banne Oostzaan, waarin hij allerlei documenten opeiste, die hij nodig had in een proces voor het Hof van Holland dat door Jan Schuyt, één van zijn schuldeisers, tegen hem was aangespannen. Schout en schepenen regelden altijd de openbare verkopingen, zodat zij dus ook de financiële afwikkeling in handen hadden.
'Ik heb wel een lijst met voorwaarden voor de verkoop ontvangen, maar geen inventarislijst van de gereedschappen en geen rekening-en verantwoording, zodat ik niet kan zien hoe de ingekomen gelden zijn verdeeld,' stelde Duyves. Hij eiste ze van de Banne Oostzaan op, omdat dit overheidsorgaan de verkoping had gelast. 'In geval van weigering zal ik een klacht indienen bij het Hof van Holland,' dreigde Duyves.
Notaris Pieter Leur, ook schout in de Banne Westzaan, las de insinuatie bij zijn collega Hondius, die behalve secretaris van de Banne Oostzaan ook notaris was, voor en Hondius antwoordde diplomatiek: 'Ik zal het mijn meester zeggen.'
Schout en schepenen van de Banne moesten dus maar beslissen of Duyves de documenten zou ontvangen. Zijn molen was hij in elk geval kwijt.

Wie de koper was is niet bekend. In het transportregister van de Banne Oostzaan ontbreken de documenten uit deze periode. Tot 1743 werd de jaarlijkse windpacht betaald, maar daarna niet meer, zodat de molen in dat jaar zal zijn gesloopt.

Het erf van De Witte Duif of Zaaier ligt nu ter hoogte van de kruising Bornholmpier - Amrum.

Tekst: Ron Couwenhoven, 21 feb. 2019.