De schepradmolen met vierkant grondplan staat op de kadasterkaart 1811-1832 (als huis vermeld in de OAT), naar het noorden uitslaand op de Bennebroekervaart en vervolgens op het Haarlemmermeer.
Volgens de bepalingen van een contract van 25 oktober 1845, loosde de polder zijn water door een duiker, in de Zandlaan gelegen, op de Oosteinderpolder. Vermoedelijk was of werd toen dus de eigen molen gesloopt of minstens onttakeld.
Het contract verviel met 1 januari 1894, en in 1893 werd er een windvijzelmolen opgericht, staande aan de Bennebroekerweg bij de ringvaart en op deze uitslaande. Vlucht 19,20 m, middellijn van de vijzel 0,86 m.
Sedert 1913 was er voor de bemaling bovendien een petroleummotor van 7 pk met centrifugaalpomp. Deze installatie was in 1936 niet in werkvaardige toestand.
De ondertoren met horizontale houten betimmering van dit molentje bestond in ieder geval nog in de late 1970-er jaren; vermoedelijk verdween deze rond 1980. De toestand was toen al zeer slecht: de toren was totaal verzakt en het houtwerk grotendeels verrot.
Bronnen o.a.:
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", Mr. G. de Vries Azn., 1864.
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", tweede uitgaaf, Jhr. Mr. J.W.M. Schorer, 1894.
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", derde uitgaaf, D. Kooiman, 1936.
