- naam
- De Reus
- modeltype
- Kantige molen, stellingmolen
- functie
- oliemolen
- bouwjaar
- verdwenen
- toestand
- verdwenen
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Ten Bruggencate-nr.
- 04908 i
- oude dbnr.
- V3694
- Meest recente aanpassing
Molen De Reus, Koog aan de Zaan
Koog aan de Zaan, Noord-Holland
v
locatie
- plaats
-
Koog aan de Zaan
- plaatsaanduiding
- Aan weg en Zaan, tegenover de Machinistenstraat.
- gemeente
- Zaanstad, Noord-Holland
- streek
- Zaanstreek
- kadastrale aanduiding 1811-1832
- Koog a/d Zaan B (1) 631 Evert Jager, fabrikeur
- geo positie
-
X: 115846, Y: 496739N: 52.45701, O: 4.81116
constructie
- modeltype
- Kantige molen, stellingmolen
- krachtbron
- wind
- functie
- romp
- achtkante bovenkruier
- inrichting
een dubbel oliewerk
- versieringen
Aan de straatzijde was onder de stelling van De Reus een naambord bevestigd met daarop een geschilderde afbeelding van een reus.
- plaats bediening
- stellingmolen
- bediening kruiwerk
- buitenkruier
- plaats kruiwerk
- bovenkruier
verwijzingen
- allemolens.nl
- Kijk op allemolens.nl voor historische foto's en documenten van deze molen
geschiedenis
- toestand
- verdwenen
- bouwjaar
- verdwenen
-
1881 - 1884 gesloopt
- verplaatst naar
- geschiedenis
-
De oliemolen De Reus werd gebouwd in 1648 op de Zaanoever te Koog aan de Zaan. Op 14 mei 1649 ontving Cornelis Cornelisz. Swager de windbrief voor deze molen. In 1669 kwam De Reus in bezit van de Koger koopman Claes Arisz. Caescoper. Omstreeks die tijd was hij getrouwd met de dochter van Cornelis Swager, Hillegond Cornelis Swager, zodoende kwam De Reus in zijn handen. Met de overdracht van deze molen legde Claes Caescoper de fundamenten voor het latere grote molenbezit van de familie Honig.
Claes Caescoper hield bij zijn leven een dagboek bij. Op 30 januari 1693 noteerde hij het volgende, “de wind noordwest, sterke buije. Mijn moole de Reus maalde in de morgenstond omtrent 6 ure de kap af met beijde roedden en d'as stucken, alsmede d'wintpeluw en een voeghout stuck. Wederom claer netto om de vijf weke.”
Omstreeks deze tijd begint het molenbezit van Caescoper te groeien. Zo werd hij eigenaar van de Oostzaandammer oliemolens Het Windei, De Gooijer, De Kaver, De Zeemeeuw en De Star of Queen.
Op 21 januari 1700 liet Claes Caescoper zijn molens tegen brand verzekeren in een assurantiecontract. De verzekerde waarde van De Reus werd toen op Fl.2405,- gesteld.
Op 14 juni 1727 werd in Zaandam bij notaris Van der Stengh de collectieve brandverzekering Het Olieslagerscontract opgericht. In dit nieuwe contract werd aanvankelijk alleen de lading van de oliemolens verzekerd. Deze verzekering was zeer succesvol, vanaf het begin werd van ruim 100 molens de lading verzekerd. Eigenaars van een enkelwerks oliemolen betaalden bij brand, Fl.30,- uit aan een gedupeerde collega, die van een dubbele oliemolen betaalden Fl.50,-. De Reus behoorde toen tot de laatste categorie. Op naam van de Claes Caescoper zoon, Gerrit Claesz. Caescoper werd de lading van de molen opgenomen in deze verzekering. Tevens werden die dag de ladingen van Het Windei, De Kaver en De Star verzekerd. De Gooijer was in andere handen overgegaan.
Claes Caescoper stierf in 1729. Zijn bezit was vanaf toen het eigendom van zoon Gerrit Caescoper.
Op 1 juli 1733 werd een tweede Olieslagerscontract opgericht. Vanaf toen konden de eigenaars van de molens ook het gebouw zelf tegen brandschade laten verzekeren. Ook nu was Gerrit Caescoper van de partij met zijn molens. De verzekerde waarde van De Reus werd op Fl.3500,- gesteld.
De Reus zou geen deel uit blijven maken van Caescoper’s molenbezit. In 1741 kwam de molen in handen van de Koger koopman Lourens Jansz. Louwe. Hij werkte tot zijn dood met De Reus, waarna deze in bezit kwam van zijn tweede vrouw, Guurtje Kuijper. Vanaf 1763 ging zij de molen verhuren, zij deed dit aan de firma Claas Taan & Zn.
Na haar dood in 1779 werd haar bezit verdeeld. Naast De Reus, bleek dat zij ook eigenaresse was van de Oostzaandammer oliemolen De Quak. De beide oliemolens kwamen toe aan de Koger olieslager Claas Honig. De Quak zou voortaan in handen blijven van de familie Honig, De Reus werd kort daarna verkocht aan de Zaandammer koopman Cornelis Cardinaal, die ook houtzager was met de Westzaandammer paltrok De Grauwe Eend. Ondanks het feit dat de molen nu een nieuwe eigenaar had, veranderde de huurder niet, De firma Taan bleef de molen gebruiken.
Cornelis Cardinaal bleef tot het jaar 1796 eigenaar van De Reus. In februari van dat jaar verkocht hij de molen voor een bedrag van Fl.10000,- aan Jan de Jager. Bij deze koop waren ook, het erf waarop de molen stond en een naastgelegen woning, inbegrepen. Jan de Jager beëindigde het huurcontract met de firma Taan, hij ging de molen zelf gebruiken.
De Reus bleef tot 1855 het bezit van de familie de Jager, daarna kwam de molen in handen van Grietje van der Stadt, de weduwe van Gerrit Evertsz. Smit. Op 18 november 1855 kocht zij De Reus voor Fl.9672,- van de erven Evert de Jager.
Grietje van der Stadt runde sinds 1845 de onderneming van haar overleden man. Zij werkte toen met de Koger oliemolen De Wezel en de Wormerveerder oliemolen Het Witte Paard onder de firmanaam G. Smit Ez. Met de aankoop van De Reus wist zij haar molenbezit uit te breiden. In 1863 werd haar zoon Evert Gerritsz. Smit in de onderneming opgenomen, later trad ook zoon Cornelis Smit toe.
In 1877 trok Grietje van der Stadt zich terug uit de zaken. Zowel Het Witte Paard, als De Wezel werden toen verkocht. Cornelis Smit ging verder met De Reus.
Vermoedelijk werd de molen in 1881 voorzien van een kleine stoommachine, want in dat jaar werd de verzekerde waarde van de molen aanzienlijk verhoogd. In 1884 tenslotte, werd de molen gesloopt en vervangen door stoomolieslagerij, waarop de molennaam overging. Op de plaats van de molen werd een stenen gebouw geplaatst, de oude molenschuur werd hierin geïntegreerd. De stoomolieslagerij De Reus verschilde wat betreft interieur niet veel van de oude windmolen, waar in andere olieslagerijen het slagwerk later werd vervangen door hydraulische persen, bleef men in De Reus tot het einde aan toe met heien werken.
Op 5 oktober 1884 liet Cornelis Smit de brandverzekering van de molen beëindigen. Direct daarna sloot hij voor De Reus een nieuwe verzekering af. De opstallen van de fabriek werden voor Fl.40000,- verzekerd, de lading voor Fl.25000,-. Deze verzekering eindigde op 1 juli 1912 met de opheffing van het Olieslagerscontract.
In de loop der jaren werd het complex van De Reus uitgebreid. Naast de olieslagerij werden toen enkele pakhuizen gebouwd, waaronder Memel en Suez.
Zoals reeds gezegd werd De Reus nimmer gemoderniseerd. Dit is dan ook een van de redenen geweest dat de firma Smit in 1917 moest liquideren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog stokte de aanvoer van grondstoffen in Nederland en veel Zaanse ondernemingen kregen hierdoor een behoorlijke douw.
De Reus werd leeg gesloopt en ging onderdak bieden aan een garagebedrijf. De pakhuizen Memel en Suez werden voortaan respectievelijk gebruikt als opslag voor zakken en bakkerijgrondstoffen.
Het complex van De Reus is tot de dag van vandaag nog aanwezig op de Koog. Het oude gebouw van De Reus huisvest nog immer een garagebedrijf. In pakhuis Memel en de oude molenschuur bevindt zich een houthandel annex doe-het-zelfzaak, genaamd de B.B.Hal. Alle drie de pakhuizen staan op de provinciale monumentenlijst.
Er bestaat een gerucht dat De Reus na afbraak in 1884 zou zijn verplaatst naar het Friese Dokkum. Er is echter niet voldoende bewijs aanwezig om dit te kunnen bevestigen.
Pieter Boorsma schreef in het maandblad De Zaende de volgende anekdote over De Reus.
“Deze grote oliemolen stond te Koog aan de Zaan, tegenover de, tegenwoordige, Machinistenstraat. Zijn onderbouw grensde aan de weg. Ten noorden van de molen lag een tamelijk groot, open terrein, door een hek afgescheiden van de weg. Wanneer stormvlagen, uit westelijke richting, over het onbebouwde land joegen, zag men menig keer iemand over dat hek klimmen, om te trachten zijn afgewaaide hoed of pet te bemachtigen, wat niet altijd gelukte want soms was het bedoelde terrein niet groot genoeg om zo’n “zwierbol” op te vangen. Dan kwam het hoofddeksel in de Zaan terecht en behoorde het redden van de drenkeling meestal tot de onmogelijkheden.
Ten zuiden van de molen, stond, met hem verbonden, het woonhuis waarin de blokmaalder met zijn gezin onderdak vond. Benoorden het genoemde terrein stond een woonhuis ~nog aanwezig en nu woon- en winkelhuis. Dat het bewonen van dat huis destijds niet ongevaarlijk was, werd omstreeks het jaar 1872 bewezen. Toen werd, tijdens een hevige bui, bij westelijke wind, een der wieken van “de Reus” afgerukt en op dit huis gesmakt. Het gevaarte ging door dak, zolder en vloer heen en vond zijn rustplaats naast de wieg, waarin zich een kind bevond. Op het nippertje ontkwam deze zuigeling dus aan een vroegtijdige dood. Maar ook op andere wijze leverde de molen gevaar op.
Het is bekend, dat molens “aan den weg” vroeger, bij het passeren van een begrafenisstoet en het voorbij trekken van een brandspuit, “gezet”(tot stilstand gebracht) moesten worden. Ook al om mogelijke “beschadiging”van personen te voorkomen, of wel om eerbewijs te tonen. Deze maatregel gold echter niet ten opzichte van schichtige paarden, die vrees hadden voor malende molens, vooral als deze snel draaiden, zodat de wieken een onrustwekkend gesuis te weeg brachten. Zo was er indertijd een groot, wit paard, eigendom van een Assendelver boer ~ een oud man ~ dat “’n kijkje”op De Reus had. Als dit dier, donderdagsmorgens, met een bakwagen vol kaas achter zich, op weg naar de markt te Zaandam, de molen naderde, kreeg het, vooral wanneer deze, “uit ’n westen,” hard maalde, de “stuipen op z’n lijf.” Dan moest de boer afstijgen, ten einde zijn ros, met een zacht lijntje, te kalmeren en voorzichtig voorbij zijn schrikbeeld te geleiden. Dit gelukte evenwel niet altijd, soms was het dier niet tot bedaren te brengen. Dan moest zijn eigenaar iemand aanklampen met het verzoek even De Reus binnen te stappen en te vragen of men de molen een ogenblik stil wilde zetten. Gebeurde dit dan zette de witte de draf er in en was het leed geleden. Waarom die man zijn reisroute niet veranderde en “om de zuid” naar Zaandam reed? Dat raadsel zal wel onopgelost blijven. Kwam het dus met dit paard, na enige moeite, in orde, heel wat slechter liep het af met twee zwarte soortgenoten. Dit tweetal, gespannen voor een rijtuig, eigendom van de familie Houttuin, te Zaandijk, kwam op een ochtend (omstreeks het jaar 1877) in fiere houding en prachtig glanzend, deftig aangestapt. Doch bij het naderen van de lustig draaiende molen bleef er van dit vertoon weldra niets meer te bespeuren. De schrik zat er meteen in en van voortgaan was geen sprake meer.
Steigeren en geweldig snuiven, naar links en naar rechts springen ving aan. De koetsier was de dieren niet meer meester en hij moest het aanzien dat zijn span tussen de bomen doorschoot en weldra in de wegsloot lag te spartelen.
Het rijtuig, dat zijn trekkrachten volgde, kwam eveneens in de sloot terecht. De onthutste man kon er bijtijds afspringen en bekwam geen letsel.
Gelukkig bevond zich niemand in het rijtuig, zodat het ongeluk zonder gewonden of doden afliep. De paarden werden, met veel moeite, op het toen nog onbebouwde land gehaald en het rijtuig op de weg gehesen.
Maar, dit alles had meer tijd nodig dan het vertellen van dit voorval, en geschiedde onder de aanblik van een groot aantal toekijkers. Onder die “stuurlui aan de wal” waren er die het gevaar, dat De Reus ten opzichte van schichtige paarden opleverde, in “geuren en kleuren”, aan de man brachten.
De belaagde “Reus” trok zich van al dit gebeuren niets aan en zwaaide zijn lange armen even lustig rond als voorheen.
Maar, in 1880 kwam aan zijn bestaan en zijn gevaarlijkheid een einde. De molen werd toen afgebroken en op zijn plaats verrees een, door stoom gedreven, olieslagerij.
Deze hield stand tot de vorige wereldoorlog. Daarna kreeg de fabriek een andere bestemming. De inrichting werd veranderd, doch is nooit in bedrijf geweest. Andermaal verkocht, onderging het gebouw een grote wijziging. De benedenruimte werd autogarage, de voormalige “wentelaszolder” werd onderhanden genomen en in woonruimte herschapen. Het gewezene blokmaaldershuis, dat, bij de oprichting der fabriek, tot timmerschuur en kleedgelegenheid was gedaald, werd ook verbouwd en fungeert nu als bergplaats voor auto’s. De machinekamer werd winkel; ketelhuis en transformatorgebouwtje doen dienst als autostal en groentehal, zodat niets er aan herinnert, dat dit alles te samen eerder de oliefabriek De Reus vormde, terwijl menige voorbijganger er geen “weet van heeft”, dat 70 jaar geleden, op die plaats een windmolen zijn wieken door het luchtruim zwaaide.”
Bronnen:
“Het Olieslagerscontract” R.Couwenhoven 2002 blz. 23-31/ 51/ 106
“de Zaende” 1e jaargang 1946 blz. 285-293
“Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
“Duizend Zaanse Molens” P.Boorsma 1968 blz. 157
“Engel van de Stadt, zijn voor en nageslacht” Dr. S.Hart 1951 blz. 241-242
“de Zaende” 4e jaargang 1949 blz. 297/ 346-348
www.duizendzaansemolens.nl R.Couwenhoven
F. Rol, Zaandijk
aanvullingen
- trivia
Oliemolen “de Reus”, achtkante bovenkruier met schuren, te Koog aan de Zaan aan weg en Zaan, tegenover de Machinistenstraat. Bouwjaar 1648, gesloopt in 1884.
-----
In 1881 ging er een oliemolen van Koog a/d Zaan naar Dokkum als zaagmolen.
De Reus werd waarschijnlijk weer opgebouwd in Dokkum aan de Altenastreek. Daar stond een molen met het jaartal 1881 op de baard. Er is echter geen bewijs gevonden voor deze verplaatsing.
Volgens Warner Banga verkeerde Het Hert in Dokkum waarschijnlijk in een zeer slechte staat, want in 1181 kocht Banga van molenbouwer De Boer uit Koog aan de Zaan het achtkant van oliemolen De Reus en liet dit te Dokkum herbouwen. Rond 1881 werd die oliemolen voorzien van een stoommachine en tot stellinghoogte gesloopt, daarbij werden waarschijnlijk het molenlijf en alle andere overbodig geworden onderdelen verwijderd. Pas in 1884 werd de molen uit het Olieslagerscontract gehaald, "wegens vertimmering tot stoomfabriek". Het achtkant van De Reus stond toen al in Dokkum.
Bronnen:
- "Over de grenzen", art. door D.M. Bunskoeke in De Utskoat nr. 89, maart 1998 blz. 18.
- Ron Couwenhoven, website Duizend Zaanse Molens.
- "Ontheemde Zaanse molens", art. door Gerben D. Wijnja in De Utskoat nr. 121, maart 2006.
draag zelf bij
- foto's
- foto's insturen