uitgerust met drie ramen met sleden (1828).
Op het achtkant van deze molen bevond zich een 18e eeuws eiken bord met daarop afgebeeld een zaaier, nl. een boer in lopende houding met een wan voor de borst.
Gebouwd waarschijnlijk in 1697.
Op 15 mei 1697 werd door de provincie octrooi verleend aan Willem Peters Dijk.
Eigenaars:
In 1756 is de molen eigendom van Douwe Willems Ridder en Comp. (GC);
sinds 1764 2/3 aandeel van Douwe Willems Ridder aan zijn zoon Kars Douwes Ridder (scheiding)(3.X.151); dit 2/3 aandeel ging in 1775 naar Edsko Popkes Smit; het andere 1/3 aandeel koopt Edsko Popkes Smit in 1784 van Cornelis Houttuinen (3.X.184);
in 1813 wed. Edsko Popkes Smit (+1835) reeds vier jaar lang de erven;
sinds 1839 Gerrit Pieters Mulder (van de Gideon);
gebr. Jan Gerrit en Pieter Mulder (zoons); Gerard Mulder (zoon van Jan Gerrit Mulder).
Afgebroken in 1903 door Gerard Mulder.
-----
Op 16-06-1870 berichtte het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage het volgende:
Gisternamiddag is de molenaarsknecht B., werkzaam aan den houtzaagmolen de Zaaijer, op het Kwakerpad, uit de kap van dien molen gestort, ten gevolge waarvan hij onmiddellijk overleed.
Ingezonden door Caroline Schaeffer, 18 mei 2021
Komt voor op de stafkaart van 1854 en de waterstaatskaart van 1874.
Het achtkant ging naar Brabant.
In 1628 werd er voor het eerst melding gemaakt van een zaagmolen. Het was een paltrokmolen. die aan het Reitdiep werd gebouwd.
Later zijn er in de stad en de ommelanden nog enkelen van dit type gebouwd.
Later koos men er toch voor om over te stappen naar de 8k-bovenkruier.
Dit was veel praktischer. De zaagschuren kunnen dan op de vaste grond worden geplaatst. De paltrok is een 'open molen' en dat was in de koude maanden van het jaar geen pretje.
In de tweede helft van de achttiende eeuw en in de eerste helft van de negentiende eeuw werden er vele achtkante zaagmolens gebouwd. Er zijn er wel zo'n vijftig geweest.