- trivia
- Molen en familie Graftdijk waren nauw met dorpsleven van West-Graftdijk verweven.
Het gebeurde op een zaterdagavond tegen een uur of half vijf dat een donkere lucht in het zuidoosten een zware onweersbui voorspelde. Dat was in augustus 1889. En weinig Graftdijkers zullen toen hebben vermoed dat die opkomende donderbui paukenslagen speelde in de finale van een tijdperk waarin de nering van Graftdijk zich afspeelde rondom de "molen van meneer Graftdijk".
Het was tegen de avond van die augustusdag in 1889, dat een inktzwarte lucht zich ontlaadde in een hevige onweersbui. Eén van de felle bliksemschichten die het luchtruim schenen te splijten, trof de "Vier Gebroeders", de houtzaagmolen die in 1592 was uitgevonden door Cornelis Cornelisz. van Uitgeest en die eigendom was van meneer Graftdijk. De molen brandde tot de grond toe af. Ooggetuigen van deze molenbrand kunnen vertellen hoe de molen als het ware werd weggevaagd en hoe de Graftdijkers er met tranen in de ogen naar stonden te kijken. Met tranen in de ogen, omdat daar iets verdween wat ook hun lief was. En omdat het hun brood was, te werken in en om de molen. Het knetteren van de vlammen deed in hen de vraag rijzen of de molen wel zou worden herbouwd.
Het angstige vermoeden werd bewaarheid. Er kwam geen nieuwe molen. Langzamerhand verdween de "adel" van West-Graftdijk uit het dorp. Die adel was de familie Graftdijk, die er generaties lang brood had gebracht door de molen en de aanverwante bedrijven. De Graftdijkers die er werkten, verdienden er niet slecht. De mooien bovenkruier, een achtkante stellingmolen, was vernoemd naar de vier zonen van de kapitaalkrachtige "meneer Graftdijk", zoals de eigenaar door het "gemene" volk van Graftdijk werd genoemd.
Tentij, de laatste meesterknecht van meneer Graftdijk, hief zijn handen ten hemel als hij vroeg om een wonder om de molen te doen herrijzen. Alles wat Graftdijk was treurde bij het ongeluk van de molen, want alles in Graftdijk "draaide" om op meneer Graftdijk en de molen. Meneer Graftdijk was intussen rijk geworden. Hij had zeer veel landerijen en huizen, tot in de Overdiese polder toe. Overal was het meneer Graftdijk die ergens zijn naam aan verleende of ergens wat in te zeggen had. En het was goed zo, want heel oude Graftdijkers, die hem nog gekend hebben, spreken nu nog zijn naam uit met eerbied.
[...]
Keren we terug naar de brand van de molen, dan is het begrijpelijk dat er in alle lagen der Graftdijker bevolking om het verlies werd getreurd. Want de brand betekende, dat er voortaan ook geen brandstof meer van de molen kon worden betrokkken. Die brandstof bestond uit het zaagsel, dat men er voor twee centen per zak kon betrekken. Nat gemaakt, was dit een welkom brandstof voor de armen. En arm was bijna heel Graftdijk, op meneer Graftdijk na.
[...]
Het enorme wagenhuis dat bij de molen had behoord, verdween tijdens een storm in 1913.
(Bovenstaand stuk tekst is letterlijk overgenomen van oude papieren uit het huis van mijn opa, die het verhaal van de molen beschrijven.)
Ingestuurd door Esther Graftdijk, 30 aug. 2009
-----
De molen van meneer Graftdijk, eens de harteklop van dorp met dezelfde naam
Bliksem legde molen in as
De Alkmaarse Courant van 6 augustus 1890 vermeldt dat op de eerste dag van die maand, een zaterdag, 's middags tegen vijf uur een donkere lucht in het zuidoosten een zware onweersbui voorspelde. Weinig Graftdijkers zullen toen hebben vermoed dat die opkomende bui de paukenslagen zou spelen in de finale van een tijdperk waarin de nering van Graftdijk zich afspeelde rondom "de molen van meneer Graftdijk". Een van de felle bliksemschichten uit de bui trof de molen "De Drie Gebroeders", de houtzaagmolen die eigendom was van meneer Graftdijk. De molen brandde tot de grond toe af.
Ooggetuige
De nu 96-jarige heer Pieter Besse Roelofzoon heeft de molen ten gronde zien gaan. "Ik werkte bij een boer aan de Zuidervaart in het mosterdveld toen dat gebeurde", vertelt de heer Besse. "Het was noodweer. En de Graftdijkers stonden met tranen in de ogen naar het vreselijke gebeuren te kijken". Met tranen in de ogen omdat daar iets verdween wat ook hun lief was. En omdat het hun brood was, te werken in en om de molen. Het knetteren van de vlammen deed in hen de vraag rijzen of de molen wel zou worden herbouwd. Hun angstige vermoeden werd bewaarheid: er kwam geen nieuwe molen voor terug.
Adel verdween
Door het verbranden van "De Drie Gebroeders" verdween ook langzamerhand de "adel" van Westgraftdijk uit het dorp. Die "adel" was de familie Graftdijk, die er generaties lang werk had gebracht door de molen. De Graftdijkers die er werkten, verdienden niet slecht. De zaagmolen, een zeskante bovenkruier, met drie zaagramen en twee sleden, had een "vlucht" van 30 voet en was waarschijnlijk gebouwd in 1730. Dat is af te leiden uit een overeenkomst die op 1 januari 1731 werd gesloten en waarin staat te lezen dat het windrecht werd verkregen op een houtzaagmolen "waarvan de naam wordt vastgesteld van "De Drie Gebroeders". De Betreffende overeenkomst werd aangegaan door "Cornelis Schermer, schout tot Akersloot, gequalificeerd door ambachtsheren van Akersloot, en Claes Graftdijk te Westgraftdijk.
Handen ten hemel
Klaas Tentij, de laatste meesterknecht op de molen, en Kees de Haan, bijgenaamd Kees-Jo, die er als koetsier werkzaam was, hieven hun handen ten hemel toen de molen in brand stond, als vroegen zij om een wonder de molen te doen herrijzen. Alles wat Graftdijk was treurde bij het ongeluk, want alles wat Graftdijk was "draaide" om meneer Graftdijk en zijn molen.
[...]
Bericht uit onbekende krant van Woensdag 27 januari 1971.
(Bovenstaande informatie is letterlijk overgenomen van bewaarde krantenberichten, afkomstig uit het huis van mijn opa.)
Ingestuurd door Esther Graftdijk, 30 aug. 2009
-----
NB Hoewel de molen bij West-Graftdijk (gem. Graft-De Rijp) stond, hoorde hij officieel bij Zuidschermer, toen gem. Akersloot, nu gem. Schermer.