Molen De Oude Ruiter / Molen de Ruts, Dordrecht

Dordrecht, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Oude Ruiter / Molen de Ruts
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03941 o
oude dbnr.
V1613
Meest recente aanpassing
| Algehele revisie gegevens
media-bestand
Molen 03941 o De Oude Ruiter / Molen de Ruts (Dordrecht)
Detail van onderstaande tekening

locatie

plaats
Dordrecht
plaatsaanduiding
Zuidendijk bij 's Gravendeelsedijk en Glazenstraat
gemeente
Dordrecht, Zuid-Holland
plaats(en) voorheen
De Mijl
streek
Eiland van Dordrecht
kadastrale aanduiding 1811-1832
De Mijl A (1) 45 Anthonij Ruts, koopman
geo positie
X: 103890, Y: 424230
N: 51.80436, O: 4.64617

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
eigendomshistorie

Eigenaren: 
1688: BLOCK sr. 
1690: WILLEM van RAVESTEYN 
1729: erfgenamen JAN van RAVESTEYN en echtgenote MARGARETHA PALM , Jan van Ravesteyn was al vóór 1695 overleden. 
Margaretha van Ravesteyn bezat een molenhelft en Maria Debora en François Maurits Palm, bezaten de andere helft. Zij verkochten in 1729 de windoliemolen aan Jacob Ruts voor f 2.525. 
Zij verklaarden daarbij, dat dit de tweede verkoop van de molen was, na de bedijking van de Zuidpolder van Dubbeldam en dat hij daardoor nog was vrijgesteld van de 40e penning (belasting). 
(Margaretha van Ravesteyn, was tevens erfgename van haar overleden broers Willem en François Palm, en Maria Debora en François Maurits Palm, kinderen van de overleden Adriana van Ravesteyn, de weduwe van Jan Palm.) 
1729-1730: JACOB RUTS , JACOB RUTS regelde in 1730 in zijn testament dat zijn broers HERBERT en PIETER RUTS executeurs van zijn nalatenschap zouden zijn. In juni dat jaar overleed JACOB, ongehuwd zonder kinderen. 
1730: Broer PIETER volgde hem op, maar dat duurde maar heel kort, want in september overleed ook PIETER ongehuwd en kinderloos. In korte tijd moest HERBERT RUTS twee keer de goederen van zijn overleden broers opgeven aan de secretaris van Dordrecht. Deze berekende daarna het te betalen bedrag van de 20e penning en 10e verhoging op de collaterale successie. 
1731-1777: HERBERT RUTS (overl.11-01-1777) 
Na zijn broers werd HERBERT RUTS de eigenaar. Herbert maakte samen met andere oliemolenaars deel uit van de overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk dragen van brandschade. Ruts pachtte tot twee maal toe land rondom zijn oliemolen. 
1784-1788: JACOB RUTS (zoon van Herbert Ruts) 
1847-1849: ANTHONIJ RUTS (zoon van Jacob Ruts) 
1850: erfgenamen van ANTHONIJ RUTS (de kinderen: Dina Catharina, getrouwd met Johannes Immerzeel Pzn., Johanna Christina, getrouwd met Pieter Selis en Christina Anthonia Ruts, getrouwd met Johannes Jacobus Snel, verdeelden de nalatenschap in 1850 
Daarin werden onder andere de achtkante windoliemolen De Oude Ruiter, met herenhuis, molenaarswoning en tuin aan de Zuidendijk vermeld, die belast waren met de twee erfpachten ten behoeve van de ambachtsheer van de Mijl. Johanna Christina en haar man werden aanbedeeld met de molen en namen de twee hypotheken waarmee de molen belast was, voor hun rekening. 
1850-1859: Johanna Christina Ruts getrouwd, later wed. Pieter Selis 
Negen jaar later liet, de inmiddels weduwe geworden, Johanna Christina De Oude Ruiter openbaar verkopen en verdween de molen uit het familiebezit. De metselaar Hermanus Boet werd voor f 4.500 de nieuwe eigenaar. Nog één keer wisselde de molen van eigenaar. 
1859-1861: Hermanus Boet, 
In 1861 verkocht Boet voor hetzelfde bedrag De Oude Ruiter, die toen kadastraal bekend was onder sectie H 618, aan de olieslager Johan Koolhaas Revers. Revers kocht tevens het herenhuis, de molenaarswoning, de tuin bij de molen, de kraan en het plankier tegenover de molen. De grond onder de molen werd gepacht van de Ambachtsheer van de Mijl. 
1861: Johan Koolhaas Revers 
Een jaar later werd de grond onder en bij de molen verkocht aan Christiaan Willem Johan Baron van Boetzelaar, ambachtsheer van Dubbeldam. Johan Koolhaas Revers sloopte de molen en bouwde op die plaats, aan het begin van de Zuidendijk, bij de haven en de uitwatering van de sluis, de stoomoliemolen De Haas.

geschiedenis

De molen werd ook wel de molen van Ruts genoemd, naar de familie Ruts die meer molens in bezit had, o.a. De Witte Arend. De Oude Ruiter was de eerste Dordtse molen die voor de stoomkracht moest wijken

Jacob Sperwer gebruikt de molen in 1650 en 1659 als punt bij zijn landmetingen (gahetna.nl, binnenlandse kaarten Hingman inv. nrs. 2191 en 2192). Daarbij tekent hij de molen echter als standerdmolen (zie onder). Is sprake van een voorganger of van een standaard molensymbool?

1673 Mattheus van Nispen tekent de molen wel als bovenkruier met stelling (gahetna.nl, coll. Hingman, inv.nr. 2204). 

Jacob Sperwer gebruikt de molen in 1650 en 1659 als punt bij zijn landmetingen (gahetna.nl, binnenlandse kaarten Hingman inv. nrs. 2191 en 2192). Daarbij tekent hij de molen echter als standerdmolen (zie onder). Is sprake van een voorganger of van een standaard molensymbool? In 1673 tekent Mattheus van Nispen de molen wel als bovenkruier met stelling (gahetna.nl, coll. Hingman, inv.nr. 2204).

Bron: oa. Draaiende wieken, stappende paarden - Molens op het Eiland van Dordrecht, C.J.P. Grol en J. Zondervan-Van Heck, Jaarboek 2008 Historische Vereniging Oud-Dordrecht.

Geheugensteuntje
Met behulp van dit vers konden de Dordtenaren de namen van de vele oliemolens op het Eiland van Dordrecht onthouden.

Het Klaverblad, dat maalt zo snel,
De Karnton, die weet het wel (Waker)
Het Seimpje met zijn kloek verstand,
dat maalt zijn zaadjes kort en kant (De Zwarte Arend)
De Lelie is een mooie blom,
De Waker lacht daar echter om (De Wakende Kraan)
De Reiger staat nogal in het riet,
Waar De Kat zeer fel op ziet
De Oude Ruiter ruitert snel,
De Haan die kraait des morgens wel
De Uil staat reeds voor de ploeg (De Valk)
Als De Sprokkelaar zijn dingen doet (Het Anker)
De Wever weeft zijn garen fijn (De Willem I)
De Zeelt die wil gevangen zijn
De Bakker bakt zijn brood te licht (De Hoop)
De Poortklok heeft dit lied gedicht (De Karper)

Dit molenrijmpje betreft alle 16 oliemolens van het Eiland van Dordrecht. Het moet ongeveer tussen 1802 en 1832 gemaakt zijn. De olieslagers waren in die tijd allemaal aangesloten bij een confrérie van olieslagers, een soort gilde/broederschap.

aanvullingen

trivia

Mattheus van Nispen maakte rond 1688 een kaart van het gebied Weeskinderendijk, Papengat en ’s-Gravendeelsedijk. Bij de sluis van de Zuidpolder, op grond van de Mijl, is De Oude Ruiter te zien. Van Nispen tekende hem met toevoeging van de letter M. Op de legenda van deze kaart schreef hij onder deze letter: ‘den olijmolen van sr. Block van outs’. Deze heer Block zal waarschijnlijk de stichter van de molen zijn geweest. Mogelijk verkocht hij de molen aan Willem van Ravesteyn, want die was in 1690 eigenaar van deze molen.