- naam
- De Vijf Koppen
- modeltype
- Watermolen
- functie
- runmolen
- bouwjaar
- verdwenen
- toestand
- restant
- beek
- Jeker
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Ten Bruggencate-nr.
- 03925 a
- oude dbnr.
- V449
- Meest recente aanpassing
Molen De Vijf Koppen, Maastricht
Maastricht, Limburg
v
locatie
- plaats
-
Maastricht
- plaatsaanduiding
- Begijnenstraat 1
- beek
- Jeker
- gemeente
- Maastricht, Limburg
- streek
- Zuid-Limburg
- kadastrale aanduiding 1811-1832
- Maastricht B (6) 633 Pieter Willem & Etienne Antoon Lemaire, kooplieden
- geo positie
-
X: 176571, Y: 317245N: 50.84464, O: 5.69346
constructie
verwijzingen
- allemolens.nl
- Kijk op allemolens.nl voor historische foto's en documenten van deze molen
- monument
- 26700
geschiedenis
- toestand
- restant
- bouwjaar
- verdwenen
- voorganger
- geschiedenis
-
De molen aan "de Vijf Koppen", genoemd naar het nabijgelegen bolwerk, later aan de Begijnenstraat genoemd, was de laagst gelegen molen op de zuidelijke Jekertak. Hij is aangeduid met nummer 633 op het Minuutplan. De molen werd in het begin van de 16e eeuw in opdracht van de stad Maastricht gebouwd en in 1533 voor het eerst in pacht uitgegeven.
Op 19 oktober 1814 vond een executieverkoop van de molen met aanhorigheden plaats. Hij was toen eigendom van Christianus of Chretien Jean Henry en Anne Gertrude Lohman. Zij hadden de molen van hun ouders geërfd, die op 6 december 1782 door koop in het bezit waren gekomen. De nieuwe eigenaren werden de Gebr. Pieter Willem en Stephan Antoon Lemaire. Zij waren koopman van beroep en in Wijk-Maastricht woonachtig. Ze verhuurden de molen aan Jan Pieter Hubert Hanckar, die hier een lakenfabriek vestigde waarbij de waterkracht tevens voor het vollen werd gebruikt. Hanckar legde ook de eerste stoomketel in Maastricht voor het in beweging brengen van een pomp. Hij had hiervoor op 7 oktober 1833 de vergunning gekregen. De ketel had een lengte van 1,80 m, een hoogte van 1,00 m. en een breedte van 0,70 m.
Nadat Hanckar zijn bedrijf naar de Weyermolens aan de Bonnefantenbleekstraat had verplaatst, werd Jean Baptiste pachter, die er in 1840 een vermicellifabriek vestigde.
Na het overlijden van Pieter Willem Lemaire besloot zijn vrouw in 1847 de goederen, die zij en de kinderen gemeenschappelijk bezaten, te verdelen. Het 4e lot, dat uit de molen aan "de Vijf koppen" met aanhorige gebouwen bestond, waaronder een vermicellifabriek die toen geruimd was, werd toegewezen aan haar zoon Pieter Willem Lemaire, advocaat in Luik.
Lemaire liet de molen op 21 april 1864 openbaar verkopen. Hij werd toegewezen aan Jan Hendrik Weusten, aannemer van publieke werken in Maastricht. Hij kocht de molen in opdracht van Hendrik Coopman, leerlooier te Maastricht en Eijsden, gehuwd met Sophia Hirsch.
Coopman liet de molen voor het malen van schors inrichten en in de daarop volgende jaren uitbreiden en wijzigen. In 1871 bestonden zijn bezittingen daar uit een molen met huis en tuin, een huis aan de overkant (nr. 632), een bergplaats, huis met erf of plaats en een turfdroogplaats.
In de Jekertak lag een gemetselde strekdam en tussen de dam en de molen lag een stuw. De schorsmolen werd aangedreven door een houten middenslagrad met een middellijn van 5,80 m. en een breedte van 0,83 m. Het rad was voorzien van een krop.
In het voorjaar van 1891 bereikte de waterstand van de Jekertak een zodanige hoogte, dat de sluizen in het verdeelwerk grotendeels werden vernield en vervangen moesten worden. Na herstel werden in plaats van een, twee losopeningen aangebracht. Van het nieuwe waterrad werd de breedte op 0,90 m. gebracht.
Bij successie in 1896 na het overlijden van Hendrik Coopman werden zijn echtgenote Sophia Hirsch en consorten voor 4/5 deel eigenaar. Max Coopman, die eveneens looier in Maastricht was, ontving het resterende deel.
Bij een boedelscheiding tien jaar later werd Max Coopman voor de helft eigenaar en zijn broer Fustage, eveneens looier in Maastricht kreeg de andere helft van de molen. Hun leerlooierij aan de Grote Looierstraat werd in 1922 verkocht aan de N.V. Wolindustrie, voorheen Jules Regout & Co, gevestigd aan de Kleine Looierstraat.
In 1942 werd het wolbedrijf ontbonden en de voormalige looierij werd in 1947 gesloopt.
De molen met aanhorigheden werd 1908 door de gemeente Maastricht van de Gebr. Coopman overgenomen. Het maalwerk en de waterwerken zijn kort daarna gesloopt. In dezelfde tijd vond een verbouwing tot woningen plaats. -
- nog waarneembaar
-
aanvullingen
- trivia
- Foto 1: Het hoofdgebouw aan de Begijnenstraat.
Foto 2: Tegen de gevel van het vooruitstekende gebouw op de achtergrond was voorheen het molenrad op de Jeker gemonteerd.
De molen werd ook nog gebruikt als lakenfabriek.
draag zelf bij
- foto's
- foto's insturen