Molen De Vijf Koppen, Maastricht

Maastricht, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
De Vijf Koppen
modeltype
Watermolen
functie
runmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
beek
Jeker
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03925 a
oude dbnr.
V449
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 03925 a De Vijf Koppen (Maastricht)
Deel van de onderste foto van W.Jans, opname 8 juli 2007

locatie

plaats
Maastricht
plaatsaanduiding
Begijnenstraat 1
beek
Jeker
gemeente
Maastricht, Limburg
streek
Zuid-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Maastricht B (6) 633 Pieter Willem & Etienne Antoon Lemaire, kooplieden
geo positie
X: 176571, Y: 317245
N: 50.84464, O: 5.69346

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
inrichting
n.v.t.
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
De molen aan "de Vijf Koppen", genoemd naar het nabijgelegen bolwerk, later aan de Begijnenstraat genoemd, was de laagst gelegen molen op de zuidelijke Jekertak. Hij is aangeduid met nummer 633 op het Minuutplan. De molen werd in het begin van de 16e eeuw in opdracht van de stad Maastricht gebouwd en in 1533 voor het eerst in pacht uitgegeven.
Op 19 oktober 1814 vond een executieverkoop van de molen met aanhorigheden plaats. Hij was toen eigendom van Christianus of Chretien Jean Henry en Anne Gertrude Lohman. Zij hadden de molen van hun ouders geërfd, die op 6 december 1782 door koop in het bezit waren gekomen. De nieuwe eigenaren werden de Gebr. Pieter Willem en Stephan Antoon Lemaire. Zij waren koopman van beroep en in Wijk-Maastricht woonachtig. Ze verhuurden de molen aan Jan Pieter Hubert Hanckar, die hier een lakenfabriek vestigde waarbij de waterkracht tevens voor het vollen werd gebruikt. Hanckar legde ook de eerste stoomketel in Maastricht voor het in beweging brengen van een pomp. Hij had hiervoor op 7 oktober 1833 de vergunning gekregen. De ketel had een lengte van 1,80 m, een hoogte van 1,00 m. en een breedte van 0,70 m.
Nadat Hanckar zijn bedrijf naar de Weyermolens aan de Bonnefantenbleekstraat had verplaatst, werd Jean Baptiste pachter, die er in 1840 een vermicellifabriek vestigde.
Na het overlijden van Pieter Willem Lemaire besloot zijn vrouw in 1847 de goederen, die zij en de kinderen gemeenschappelijk bezaten, te verdelen. Het 4e lot, dat uit de molen aan "de Vijf koppen" met aanhorige gebouwen bestond, waaronder een vermicellifabriek die toen geruimd was, werd toegewezen aan haar zoon Pieter Willem Lemaire, advocaat in Luik.
Lemaire liet de molen op 21 april 1864 openbaar verkopen. Hij werd toegewezen aan Jan Hendrik Weusten, aannemer van publieke werken in Maastricht. Hij kocht de molen in opdracht van Hendrik Coopman, leerlooier te Maastricht en Eijsden, gehuwd met Sophia Hirsch.
Coopman liet de molen voor het malen van schors inrichten en in de daarop volgende jaren uitbreiden en wijzigen. In 1871 bestonden zijn bezittingen daar uit een molen met huis en tuin, een huis aan de overkant (nr. 632), een bergplaats, huis met erf of plaats en een turfdroogplaats.
In de Jekertak lag een gemetselde strekdam en tussen de dam en de molen lag een stuw. De schorsmolen werd aangedreven door een houten middenslagrad met een middellijn van 5,80 m. en een breedte van 0,83 m. Het rad was voorzien van een krop.
In het voorjaar van 1891 bereikte de waterstand van de Jekertak een zodanige hoogte, dat de sluizen in het verdeelwerk grotendeels werden vernield en vervangen moesten worden. Na herstel werden in plaats van een, twee losopeningen aangebracht. Van het nieuwe waterrad werd de breedte op 0,90 m. gebracht.

Bij successie in 1896 na het overlijden van Hendrik Coopman werden zijn echtgenote Sophia Hirsch en consorten voor 4/5 deel eigenaar. Max Coopman, die eveneens looier in Maastricht was, ontving het resterende deel.
Bij een boedelscheiding tien jaar later werd Max Coopman voor de helft eigenaar en zijn broer Fustage, eveneens looier in Maastricht kreeg de andere helft van de molen. Hun leerlooierij aan de Grote Looierstraat werd in 1922 verkocht aan de N.V. Wolindustrie, voorheen Jules Regout & Co, gevestigd aan de Kleine Looierstraat.
In 1942 werd het wolbedrijf ontbonden en de voormalige looierij werd in 1947 gesloopt.
De molen met aanhorigheden werd 1908 door de gemeente Maastricht van de Gebr. Coopman overgenomen. Het maalwerk en de waterwerken zijn kort daarna gesloopt. In dezelfde tijd vond een verbouwing tot woningen plaats.
nog waarneembaar

aanvullingen

trivia
Foto 1: Het hoofdgebouw aan de Begijnenstraat.
Foto 2: Tegen de gevel van het vooruitstekende gebouw op de achtergrond was voorheen het molenrad op de Jeker gemonteerd.

De molen werd ook nog gebruikt als lakenfabriek.