Molen Hertogsmolen, Maastricht

Maastricht, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Hertogsmolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen, moutmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
beek
Jaar
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03923 a
oude dbnr.
V928
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Maastricht
plaatsaanduiding
Achter de Molens 5
beek
Jaar
gemeente
Maastricht, Limburg
streek
Zuid-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Maastricht B (7) 809 Quirinus Schippers, landbouwer
geo positie
X: 176359, Y: 317442
N: 50.84642, O: 5.69046

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
versieringen
De foto is van de gevelsteen die op de vroegere Hertogsmolen was aangebracht. De steen bevindt zich nu aan Achter de Molens, op de zijgevel van het woonhuis Grote Looierstraat 4.

De tekst luidt:

"MACHINA BRAXANDIS EXURGO STRUCTA FARNIS"



en betekent "Gebouwd als moutmolen rijs ik omhoog".

De gevelsteen dateert uit 1734 toen de molen werd vernieuwd en een jaar later weer in gebruik werd genomen.

gangwerk
wateras
rad
rad diameter
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
1735 vernieuwd
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De verdwenen Hertogsmolen en de nog bestaande Bisschopsmolen ontlenen hun naam aan de hertog van Brabant en de bisschop van Luik, die beiden Heer van Maastricht waren. Zij oefenden het bestuur uit en hadden er rechten en plichten. De twee herigheid ontstond in de Middeleeuwen en duurde tot de Franse Tijd. Het was historisch zo gegroeid en ondanks de twisten kwam de stad vooral in de 12e-13e eeuw tot grote bloei.Door de komst van Servatius werd Maastricht bisschopsstad en bleef dat tot Hubertus de Stoel in 710 naar Luik verplaatste. De bisschoppen van Luik bleven echter half-heer van Maastricht. De andere half-heer was aanvankelijk de hertog van Neder-Lotharingen. Dit hertogdom omvatte globaal een deel van het huidige Zuid-Nederland, België en Luxemburg. Hertog Godfried van Bouillon verpandde een deel van zijn bezittingen, waaronder een watermolen te Maastricht aan de bisschop van Luik voor de financiering van de Eerste kruistocht. Daarbij was bepaald dat indien hij niet van de kruistocht zou terugkeren, de verpande bezittingen aan de bisschop vervielen. De hertog stierf ongehuwd en kinderloos te Jerusalem in 1099. De molen ging toen over op de bisschop van Luik en wordt sindsdien de Bisschopsmolen genoemd.
Hertog Hendrik I van Brabant kreeg in 1204 Maastricht van keizer Philips II in leen. Het was deze hertog die in 1229 de officiële toestemming gaf tot de bouw van de eerste stadsomwalling, waarvan nog een deel is overgebleven. De stadsmuur omvatte het kerkelijk en wereldlijk deel van de stad; juridisch werd de scheiding in 1284 vastgelegd. De Hertogsmolen was eigendom van de hertog van Brabant.
In 1442 werd de Bisschopsmolen door het brouwersgilde van de Armentafel van de Heilige Geest overgenomen; de Hertogsmolen kwam in 1445 in het bezit van dit gilde. In 1426 ontving het gilde de ‘Moutmolen van de hertog’ in erfpacht.
De Maastrichtse brouwers waren vanaf die tijd verplicht op deze banmolens hun mout te laten malen. Gemalen mout mocht op straffe niet meer in de stad worden gebracht. Drie en een halve eeuw werden de molens door de brouwers geëxploiteerd. Op 10 november 1795 werden de gilden opgeheven en hun eigendommen, waaronder de twee molens, door de Franse republiek in beslag genomen en als domeingoederen openbaar verkocht. Aan die gildeperiode herinnert de fraaie fronton in de voorgevel van de Bisschopsmolen.
Mout is brouwgerst, die enige behandelingen heeft ondergaan. De gerst wordt eerst in water geweekt, waarbij de korrels gaan kiemen. De gekiemde gerst wordt groenmout genoemd. Deze mout wordt op een warme vloer, vroeger de eest genaamd, gedroogd of geroosterd, het zogenaamde eesten. De kleur varieert dan van goudgeel tot donkerbruin al naargelang de temperatuur van het afeesten. Geëeste gerst wordt mout genoemd.
Het mout werd tamelijk grof gemalen en moest zoveel mogelijk meeldeeltjes van dezelfde grootte hebben.

In 1798, ten tijde van het Franse Bewind, vond de verkoop van de domeinmolens plaats, die afkomstig waren van de 'Societe' des Brasseurs', alsmede van een schorsmolen in de Grote Looierstraat, die afkomstig was van het looiersgilde. De Hertogsmolen, gelegen aan de ingang van de naar hem genoemde straat ·'Achter de Molens’, werd op 2 mei van dat jaar gekocht door Jan of Jean Theodoor van Gulpen, zijn broer Jean Tilman van Gulpen en Guillaume Dominique of Willem Dominicus Daemen. Hoewel Daemen geen onbekende naam als moleneigenaar had, zal vooral notaris Jan Theodoor van Gulpen een bijzondere naam of reputatie krijgen in het verwerven van domeingoederen bij openbare verkopen in de Franse Tijd.
Later werd P.M.J. Lenaerts als eigenaar van beide molens vermeld. In 1819 verkochten Lenaerts en mede-eigenaren bij akte van 15 juni een mout- en graanmolen met aanhorige gebouwen in de Koestraat, dit is de Bisschopsmolen, aan Stephanus Antonius of Stephan Antoon Lemaire en de Hertogsmolen, eveneens een mout- en graanmolen, aan Quirinus Scheepers, een landbouwer die in de buurtschap Biesland van Oud-Vroenhoven woonde. Hij wordt ook Schiepers genoemd, hetgeen waarschijnlijk een dialectische verbastering is.
Zijn erfgenamen Johannes Jacobus Scheepers en mede-eigenaren verkochten de molen, huis en plaats (respectievelijk 809, 808 en 807 op het Minuutplan) aan de erven Willem Colson, die molenaar in Maastricht was. In naam waren dat Sibilla Colson en verdere erven.
In 1899 droegen Hendrik Colson en consorten de molen als ruilobject over aan de gemeente Maastricht. De gemeente liet de molen, die in 1735 werd vernieuwd, in de loop van 1900 slopen en droeg vervolgens het huis en plaats in hetzelfde jaar als ruilobject over aan de Maastrichtse broodbakker Wilhelmus Clemens.

In de jaren zestig van de 19e eeuw werd de Hertogsmolen aangedreven door een houten middenslagrad met een middellijn van 5,74 m. en een breedte van 0,92 m. De schoephoogte bedroeg niet meer dan 0,33 m. Op het einde van die eeuw werd een koprad gehangen, waarbij de breedte op 1,12 m. werd gebracht. Het verdeelwerk dat in de Jekertak stond, had een maalsluis en één lossluis.

nog waarneembaar
Gevelsteen op de zijgevel van het woonhuis Grote Looierstraat 4