Molen Volmolen, Susteren

Susteren, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Volmolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen, oliemolen, volmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
beek
Rode Beek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03902 a
oude dbnr.
V441
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 03902 a Volmolen (Susteren)
Foto: S. Boumans, opname 16 juli 2005

locatie

plaats
Susteren
plaatsaanduiding
Volmolenweg 2, 6114 RH
beek
Rode Beek
gemeente
Echt-Susteren, Limburg
streek
Midden-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Susteren F (2) 938 Renier van den Bergh, schepen & landb.
geo positie
X: 186911, Y: 342064
N: 51.06725, O: 5.84245

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
inrichting
n.v.t., in 1973 verbouwd tot woonhuis
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
vanaf 1914 Francis-turbine
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
De 'Volmolen' dankt zijn naam aan de tijd, dat er door het vollen met de molen wollen laken werd verdicht en verstevigd. Het laken werd in het heldere water van de Rode beektak gespoeld en op houten ramen te drogen gehangen.
Een bijzondere volmolenaar was Kalt van den Falderen. Hij was Wederdoper en om die reden werd hij met enige geloofsgenoten in 1574 uit het land verbannen. De functie als volmolen lag voor de Franse Tijd. Een ingemetselde steen boven de ingang draagt het jaartal 1761. In dat jaar werd de molen verbouwd tot koren- en oliemolen.
In 1826 verkocht Edmundus Nijbelen uit Aken (D.) de graan- en pelmolen genaamd de 'Volmolen' met huis en stal aan Jan Renier van den Bergh, landbouwer en schepen in Susteren. Bij deling van zijn nalatenschap in 1852 werd Theodoor Hubert van den Bergh te Susteren, echtgenoot van Maria Cornelia Sleypen, eigenaar. Deze Van den Bergh was een welgestelde man. Hij oefende het beroep van molenaar en kaarsenmaker uit en werd bovendien ‘photographist’ genoemd.
Op het einde van de 19e eeuw werd het molenaarsbedrijf met schuren en stallen uitgebreid voor de uitoefening van een boerenbedrijf. In die tijd was Heenrit of Michaël Hendrik Peters na het overlijden van Theodorus van den Bergh een van de eigenaren geworden. Na boedelscheiding in 1910 werd hij alleeneigenaar.

De molen, die op de rechteroever van de beek lag. werd rond de eeuwwisseling aangedreven door een houten waterrad met een middellijn van 5,18 m, een breedte van 0,53 m en een schoephoogte van 0,27 m. Door zijn kleine schoepafmetingen was het rad niet krachtig en het verbruikte dan ook veel water. Het gehele molenwerk was van hout. De maalsluis werd met een haal van binnenuit de molen bediend. Naast deze sluis stond een lossluis in het gebint.
Henri Peters kreeg op 15 mei 1914 van het provinciaal bestuur toestemming om het rad te vervangen door een turbine. De Francisturbine met de maalinrichting werd geleverd door de firma Atorf en Propfe uit Paderborn (D.). Boven een gedeelte van de beek werd een turbinekamer gebouwd, die met een lessenaarsdak op de zijgevel aansloot. De maalstoel was gebouwd van ronde gietijzeren kolommen, waarop twee koppel stenen lagen. Zoals bij dit type maalstoelen gebruikelijk, werd de taats van de steenspil ondersteund door een taatspot in een korte ijzeren licht, voorzien van een bedieningshandwiel voor het regelen van de draaihoogte en daardoor de maaldruk van de loper. Elke steenlicht was opgehangen aan een ijzeren brug, die om twee kolommen was geklemd.
De steenspillen werden met riemen door de verticale turbine-as aangedreven. Bij het in bedrijfstellen van een ander koppel stenen moesten de riemen met de hand op de riemschijven verwisseld worden.
Vanaf de verticale turbine-as liep via een conische tandwieloverbrenging een lichte horizontale transmissie-as in de molen. Daarop bevond zich een poelie of houten riemschijf voor de aandrijving van het luiwerk, bestemd voor het hijsen van de zakken. Op de poelie kon ook een wanmolen voor het grof reinigen van graan worden aangesloten. In de jaren dertig werd een mengketel gehangen. waarvan de aandrijving eveneens door de transmissie-as plaatsvond.
Bij het opstellen van de maalstoel werd tevens de oliemolen uitgebroken. De hardstenen ligger en de twee kantstenen van de kollergang werden als curiositeiten tegen de molengevel geplaatst.
De turbine was berekend voor een waterhoeveelheid van 800 liter per seconde en een verval van ongeveer één meter en was daardoor later overgedimensioneerd. Toen de kolenmijnen in de jaren dertig en veertig op volle capaciteit draaiden, werd er aan de Rode Beek zoveel water voor de kolenwasserij onttrokken en gedeeltelijk als roetzwart water teruggevoerd, dat de molen slechts korte tijd kon werken. Na vier of vijf zakken gemalen te hebben, moest het maalwater in de droge jaargetijden vaak opnieuw gestuwd worden.

In 1924 liet Peters het huis naast de watermolen afbreken en door een groter vervangen. Een gedenksteen met het opschrift H. Peters, M. Custers (Maria Custers was zijn echtgenote) en het jaartal 1924 herinneren aan de nieuwbouw. In de Stationsstraat had Peters bovendien een handel in hout, bouwmaterialen en brandstoffen. De watermolen en het huis werden later verpacht.
In 1935 kwam Koos Derks op de ‘Volmolen’. Daarvoor was hij pachter van de windmolen te Wolfshuis bij Bemelen. Van beide molens maakte hij weer goedlopende bedrijven. In die tijd lagen een koppel 17-ers kunststenen op de molen voor het tarwegemaal en een koppel 16-ers voor het malen van rogge en voergraan. Derks, die weduwnaar was toen hij op de ‘Volmolen’ kwam, trouwde met An Teurlings, dochter van een bekende Brabantse molenaarsfamilie in Loon op Zand. In de jaren dertig was zij in molenaarskringen bekend om haar gedichten en teksten voor liedjes onder de schuilnaam ‘'t Brabants mulderinneke’. Een aantal van haar liedjes luisterde vroeger de feestelijke molenopeningen op.

Op het einde van 1944 lieten Duitse troepen de balkbrug en de sluizen bij de molen springen. Ook de turbine werd beschadigd. Kort daarna werd de familie Derks naar Posterholt geëvacueerd. Na terugkomst in begin 1945 werd de molen hersteld.
Door de ontwikkeling in de veehouderij, de opkomst van mengvoeders en het verdwijnen van de loonmaalderij was Derks genoodzaakt een elektrische hamermolen aan te schaffen. In 1953 werd zo'n molen door de firma Van Aarsen uit Panheel geplaatst. In 1954 nam Jan Derks de zaak over van zijn vader.
Koos Derks overleed in 1967. Het bedrijf werd in 1972 stilgelegd.

In de familie Peters vond in 1966 een boedelscheiding plaats. De molen met huis, schuren en stallen werd daarbij toegewezen aan Theodorus Johannes Willibrordus van Hinsberg, echtgenoot van Catharina Maria Alphonsa Peters en burgemeester van Nieuwstadt. De molen was toen geen watermolen meer. De waterrechten waren in het begin van de jaren vijftig aan het waterschap verkocht. In 1973 werd de molen tot woonhuis verbouwd.

nog waarneembaar

aanvullingen

trivia
De Rode beek ontspringt in de Brunssumerheide, ormt de oostgrens. Op enige afstand stromen daarook de Vloedbeek en de Geen, bij Oud-Roosteren komen deze drie beken bij ekaar en gaan ze ten zuiden van Echt via een duiker onder het Julianakanaal door naar de Oude Maas.