Molen Hoge molen, Broekhuizen

Broekhuizen, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Hoge molen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
beek
Broekhuizer Molenbeek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03515 f
oude dbnr.
V8218
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Broekhuizen
beek
Broekhuizer Molenbeek
gemeente
Horst aan de Maas, Limburg
streek
Noord-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Broekhuizen C (1) 8 (694) Jan Vaneijndt & Cons.
geo positie
X: 208864, Y: 389126
N: 51.48859, O: 6.16275

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
bovenslagrad, later tevens een onderslagrad, vanaf 1909 turbine
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
circa 1761 in steen herbouwd
verdwenen
door oorlogsgeweld
geschiedenis
Op de grens tussen Broekhuizenvorst en Broekhuizen aan de Broekhuizer Molenbeek lag aan de Maaszijde van de weg een watermolen die op 22 november 1944 werd verwoest.

Voor 1788 stonden hier 2 molens, uit ca 1500,
bij de weg de graanmolen (hoge molen)
en iets verderop de oliemolen (lage molen).

De lage molen is in 1788 afgebroken en de hoge molen is op 22 november 1944 verwoest.

-----

De beide watermolens werden in 1744 samen met de heerlijkheid Broekhuizen eigendom van de Pruisische koning Freiderich II. De molens werden gezamenlijk per 6 jaar verpacht.

Bij de bovenste molen had de beek een groot verval, deze molen had dan ook een bovenslagrad. Beide molens waren geheel uit hout opgetrokken en verkeerden in de tweede helft van de 18e eeuw in slechte staat. In 1761 werd de bovenste molen afgebroken en in steen herbouwd.

In 1790 waren de laatste pachters, die in de molen een oliemolen toevoegden, Johannes Baatsen en Peter Hermans. In de Franse tijd werden het kasteel en de molens in beslag genomen en later als domeingoederen verkocht.

In het begin van de 19e eeuw waren de molens bezit van Gerard van Eyndt te Arcen, vanaf 1849 werd de weduwe Christiaan Haffmans ook gedeeld mede-eigenaar. In 1850 werden Ferdinand of Petrus Jacobus Ferdinand van Dijck en Gerard van Dijck de eigenaars, gevolgd door Alphons van Dijck, koopman en molenaar te Broekhuizenvorst in 1908. Hij bezat ook de wind- en de watermolen van Houthuizen.

In het midden van de 19e eeuw kon op de molen graan en oliezaad verwerkt worden. Het bovenste rad was een onderslagrad en dreef de oliemolen aan. Het was 5,72 m groot en 46 cm breed, schoephoogte 42 cm. Het onderste rad was een bovenslagrad en dreef de graanmolen aan. Dit was 2,92 m groot en 107 cm breed. Door een schuifsysteem kon het beekwater naar één van beide raderen tegelijk geleid worden.

In 1890 werd als hulpaandrijving een stommachine geplaatst. In 1909 werd het bovenslagrad afgebroken en vervangen door een waterturbine van de firma Anton Atorf en Propfe uit Paderborn, van ca. 19 pk. Tevens leverden zij een bijpassende maalstoel.

De molen bestond uit een groot bakstenen gebouw voorzien van een pannen-zadeldak met wolfseinden, dat over de beek heen was gebouwd. De molen had een werkverdieping en een ruime zolder. Aan de zijde van de weg bevond zich een boogvormige watertoevoeropening in de gevel, met het sluisgebint en het ijzeren windwerk met de maal- en de lossluis.

De stoommachine werd later vervangen door een zuiggasmotor, die na het aansluiten op het elektriciteitsnet plaats maakte voor een elektromotor, die één van de twee koppel stenen van de turbine ging aandrijven.

In 1920 verkocht Alphons van Dijck de watermolen met huis en erf aan Theodorus Augustinus Franciscus Joseph Pennings uit Kessel. Hij bleef de molen bemalen tot het najaar van 1944.

Op 22 november 1944 werden molen, brug en boerderij door de Duitse verdedigers van het kasteel opgeblazen om een vrij schootsveld te krijgen. Na de bevrijding bleken Britse militairen veel puin van de molen te hebben gebruikt om gaten in de weg op te vullen. Eind jaren 19vijftig nam de gemeente het waterrecht over van Pennings. De bovenloop van de beek werd gekanaliseerd en de gronden verkaveld.

Waar de Hoogstraat in de Broekhuizerweg overgaat, bevinden zich nog de resten van de molenkolk en is de plaats waar de molen heeft gestaan nog duidelijk zichtbaar. Een teruggevonden kantsteen van de oliemolen is verwerkt in een herinneringsmonument.

Bron: De Molens van Limburg van P.W.E.A. van Bussel, 1991. Met dank aan H. van der Kaay.