Molen Polder 258, Heeg/ Heech

geschiedenis

toestand

verdwenen

bouwjaar

< 1832

verdwenen

na 1930

geschiedenis

Deze molen is de best gedocumenteerde van Heeg: er zijn verschillende foto's van, een prentbriefkaart, de polderboekjes, en een gedicht erover. In 1876 was A. Guldenarm de administrateur van de molen, later Jeremias (Mise) van de Bank (1907-1981), en Tsjebbe (Tsjemme) Haringa (1896-1982) bemaalde hem van 1913 tot 1918.

De nogal groot uitgevallen kop was gedekt met zink, de romp was verticaal betimmerd, en de laatste tijd had de molen een ijzeren schroef. De kleine polder van rond de 60 pondemaat land was vrij duidelijk begrensd, maar onder de dijk bij Lytshuizen lag een duiker waardoor ook nog twee stukjes land ten noorden daarvan werden bemalen. Verder werd de brede sloot langs de dijk een of twee maal jaarlijks door de polder doorgespoeld.

Deze molen hoorde niet bij een plaats, maar werd bediend door een jaarlijks aangenomen losse arbeider. Tot hij in 1913 overleed deed Haringa dat voor ƒ 65,=, daarna nam zijn zoon Tsjemme Haringa het over voor ƒ 80,= per jaar, waarbij hij wel wat aanvullend werk moest doen.

In 1927 eindigt het kasboekje "Ontvang en Uitgaaf van de massale Watermolen staande onder Heeg op Sectie F nr. 110" (twee delen), omdat het naastgeplaatste gemaaltje het werk overnam. "Het Landbouwhuis" leverde het gemaal en toonde molen en gemaal op een prentbriefkaart als reclame.

Bron: De wettermûnen fan Heech, artikel door Willem O. Santema in Heech en de Hegemers, uitg. Feriening foar Pleatslik Belang, Heech, 1987.
-----

Bemaalde de polder 258 (< 20 ha).
Bron: archief Ten Bruggencate.