Molen Vierde en Vijfde Veendistrict, molen nr. 6, Terband/ Terbant

Terband/ Terbant, Fryslân
v

korte karakteristiek

naam
Vierde en Vijfde Veendistrict, molen nr. 6
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03273 h
oude dbnr.
V4006
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 03273 h Vierde en Vijfde Veendistrict, molen nr. 6 (Terband/ Terbant)
Detail van onderstaande foto

locatie

plaats
Terband/ Terbant
gemeente
Heerenveen, Fryslân
plaats(en) voorheen
Haskerdijken/ Haskerdiken
streek
Aengwirden
geo positie
X: 188399, Y: 557800
N: 53.00612, O: 5.88477

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting

Vijzel 1,79 m Ø, 4,05 m lang

plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
25 m
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
afgebroken
geschiedenis


Deze molen

De bouw werd aanbesteed op 13 juni 1850, aannemers waren Durk van der Meer te Harlingen en Lubbert Egberts Smilde te Heerenveen. De oplevering vond plaats op 27 februari 1851.

In 1869 werd een Potroede gestoken, in 1877 kreeg de molen een ijzeren bovenas en een tweede ijzeren roede.

Molenaar waren:
- Douwe Klazes Douma
- Hamke Douwes Douma
- Joukje R. Veenstra (wed. H.D. Douma)

De molen werd in 1913 gesloopt.

Bron: "Vier dorpen een streek", uitgave Stichting streekboek Ængwirden. Coll. Jan Kluwer.
-----

In de nabijheid van deze molen lag een tolboom in de vaart, de molenaar inde tolgelden van langskomende schepen.
Jan Kluwer, 31 jan. 2011.


Het Vierde en Vijfde Veendistrict

Op 26 maart 1823 werd voorlopige vergunning verleend voor het vergraven van de lage venen in het 4e en 5e Veendistrict in de gemeente Aengwirden. In 1826 waren de gecommitteerden gereed met hun plannen voor de bepoldering, de definitieve goedkeuring kwam pas bij Koninklijk Besluit van 10 april 1833, no. 59. De hoofdingenieur van de waterstaat was niet bijzonder enthousiast over een en ander, maar verleende toch medewerking vanwege het belang van de reeds drooggemaakte Gerslootsche Polder (Tenbruggencatenummer 03273 e), en om te voorkomen dat door de vervening een grote waterplas zou ontstaan die gevaar zou opleveren voor de omliggende landen.

In 1833 werd meteen begonen met de bepolderingswerken van het 4e Veendistrict, dat is het gebied benoorden de weg Terband-Luinjeberd-Tjalleberd-Gersloot. De polderdijk werd aangelegd langs de zuidzijde van der ringvaart, welke de veenpolder van De Deelen scheidt. Het gebied werd verdeeld in zeven kavels die afzonderlijk van elkaar konden worden drooggelegd. De turf van het 4e en het 5e district werd afgevoerd via de schutsluis bij de Nieuwe Brug.

Op de noordelijke polderdijk werden in 1834/1835 drie molens geplaatst. De aannemer had grote tegenslag waardoor de oplevering werd vertraagd: het hout voor de assen en roeden was niet te krijgen in Friesland, dus moest hij het duur kopen op een veiling te Amsterdam. Bij het transport per vlot over de Zuiderzee zijn de assen in zee gezonken en werd het vlot met de roeden uiteengeslagen. Met veel moeite en grote kosten konden de roeden op een na later weer worden opgevist.
In maart 1835 werd de aanbesteding voor het aanstellen van de eerste drie molenaars aangekondigd in de Leeuwarder Courant en het Heerenveenster advertentieblad. Aangezien de molenaars niet konden leven van hun traktement, moesten ze er bijvoorbeeld slatwerk of maai- en hooiwerk bij zoeken.

Vanaf 1847 werd de weg van Heerenveen over Knijpe en Langezwaag naar Gorredijk aangelegd, deze zou tevens de zuidgrens van de veenpolders worden. Pas in 1850 kwam de bepoldering van het zuidelijke gebied, het 5e Veendistrict, tot stand, verdeeld in vijf kavels. Daartoe werden op de noordelijke polderdijk van het 4e district twee extra molens bijgeplaatst, ter waarde van tezamen ƒ 22.400. De poldervaarten werden middels schutsluizen verbonden met de Schoterlandsche Compagnonsvaart, nl. in de Pastoriewijk, in de Zestien Roeden en te Beneden-Knijpe.

Ook de reeds in 1741 drooggemaakte Terbandsterpolder (Tenbruggencatenummer 03273 d) werd in het 4e & 5e Veenditrict opgenomen.

Een van de molens uit 1850 zou op 12 september 1876 zijn verbrand.

In 1851/1852 werden de zesde en zevende kavel van het Vierde en Vijfde Veendistrict drooggelegd. Daartoe werd molen De Beschermer vanuit de Oudewegster Polder overgenomen en verplaatst naar de boezem. Voor de droogmaking werd ca. 0,5 km bewesten daarvan de nieuwe molen De Droogmaker gebouwd.

Voor de droogmaking van de vierde en vijfde kavel van het Vierde en Vijfde Veendistrict was het de bedoeling De Pijlmolen in te zetten, die al in 1852 van de Oudewegster Polder was overgenomen. In 1857 werd de molen verplaatst. De ingelanden wilden echter (ook) een stoomgemaal omdat te voorkomen dat bij regenval en windstilte de polder onder zou lopen. Ondanks negatief advies van Gedeputeerde Staten werd in 1858/1859 een (vanwege kostenbesparing) houten gebouw geplaatst, met een Cornwallse stoomketel van achttien pk en een Appold-centrifugaalpomp, een primeur voor Nederland. In augustus 1859 was het gemaal gereed, het stond dichtbij De Droogmaker en werd door de molenaar bediend. Reeds in 1869 werd het stoomgemaal alweer afgebroken en verkocht, omdat het niet aan de verwachtingen voldeed.

Gedurende 1862 werden de eerste, tweede en derde kavel van het Vierde Veendistrict drooggemaakt. Hiervoor werden De Beschermer en het stoomgemaal ingezet, alsmede een of meerdere molens aan de ringdijk van een langere vijzel voorzien.

In 1868 werd een nieuwe molen toegevoegd tussen molens 1 en 2, die kreeg nummer 2 en de andere vier schoven een nummer op. De nieuwe nr. 2 had een kleinere vlucht dan de andere vijf, en een langere maar smallere vijzel, waardoor hij ook water van de ondergronden kon uitmalen [volgens de waterstaatskaart 1875-1877 was dat juist molen 3, volgens Vier dorpen een streek waren de drie molens 1, 2 en 3 hiervoor ingericht]. De nieuwe molen had een ijzeren as en roeden, daarna kregen de andere molens die ook.

De molenaars waren (vanaf de Hooibrug bij Haskerdijken gezien) Fedde Walstra, Freerk Dijkstra, Matthijs Velkers (na wiens molen het stoomgemaal Dijksman volgt), Wilt de Groot, Hamke Douma en Harm Wierda. In 1912 werden deze molenaars op wachtgeld gesteld [bron: Bunskoeke/Timmermans].

In 1912 werd de capaciteit van het stoomgemaal uitgebreid met 160 m³/min, hierdoor werden de zes overgebleven molens overbodig. Ze werden in mei 1913 voor ƒ 2400 verkocht aan Gebr. de Boer te Oostzaan.

Op 12 mei 1913 werden de molenaars ontslagen, zij kregen vergoedingen afhankelijk van leeftijd en dienstjaren:
1. Jacob Dijkstra, 30, 4 dienstj.
2. Freerk Dijkstra, 63, 40 dienstj.
3. Mathijs Th. Velkers, 50, 10 dienstj.
4. Wilt D. de Groot, 76, 43 dienstj.
5. Harmen Wierda, 63, ca. 37 dienstj.
6. Jitske R. Veenstra, 61. Man Hamke Douwes Douma overl. feb. 1913, 39 dienstj.

In 1916 werd de oude stoommachine met pomp vervangen door een tweede van 160 m³/min, zodat de capaciteit 320 m³/min werd.

Bronnen:
- "Over de afwatering van Friesland en haar geschiedenis", door Ir. D.F. Wouda, 1951. Coll. H. van der Kaay.
- "Vier dorpen een streek", uitgave Stichting streekboek Ængwirden. Coll. Jan Kluwer.
- "Voorvallen en andere wetenswaardigheden uit de "Aldeweister Polder"", artikel door Dick Bunskoeke en Popke Timmermans in De Utskoat nr. 17, maart 1980.

aanvullingen

trivia

Krantenartikel, gedateerd 11 april 1917:
"Een verdwenen Friesch landschap
Gezicht op den Polderdijk van het 4e en 5e Veendistrict in de gemeenten Aengwirden, Harkerland, Schoterland en Opsterland met de zes groote windmolens, die met behulp van een verouderd stoomgemaal dezen zeer uitgestrekten veenpolder van pl.m. 4000 H.A., welke tengevolge van vervening vroeger bijkans een waterplas vormde, drooghielden. Deze molens zijn nu allen verdwenen en de bemaling geschiedt thans door stoommachines van de nieuwste constructie, welke per minuut 320 M3 of 320.000 liter water verplaatsen. Het karakteristieke schoon van het polderlandschap is nu evenwel weg. Links op de foto ziet men duidelijk de overstroomde z.g. 'buitenlanden'. In het medaillon het portret van den voorzitter van genoemden veenpolder, den heer Antoon Reinhardt Uhl te Heerenveen, die 15 April a.s. dertig jaar in functie is. Onder zijn bestuur hadden de meeste werken voor drooglegging plaats en is de vroegere 'veenpolder' veranderd in een bloeiende 'veepolder'; ter plaatse van de vroegere waterplassen vindt men thans de flinke dorpen Terband, Luinjeberd, Tjalleberd en Gersloot met groote, moderne boerenplaatsen en prachtigen veestapel. De regeering erkende zijn verdiensten door hem te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau."
Pieter W. Hofkamp.