Molen De Welkomst, Damwoude/ Damwâld

Damwoude/ Damwâld, Fryslân
v

korte karakteristiek

naam
De Welkomst
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
korenmolen, pelmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03073 a
oude dbnr.
V1057
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 03073 a De Welkomst (Damwoude/ Damwâld)

locatie

plaats
Damwoude/ Damwâld
gemeente
Dantumadiel, Fryslân
plaats(en) voorheen
Akkerwoude/ Murmerwoude
kadastrale aanduiding 1811-1832
Akkerwoude D (1) 419 Erven Aldert Sakes Jongerman
geo positie
X: 195166, Y: 589373
N: 53.28935, O: 5.98951

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
zeskante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
70 voet
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
herbouwd
verdwenen
verbrand
geschiedenis

Waarschijnlijk werd [de voorganger van] deze molen tussen 1762 en 1777 gesloopt, daar in het laatste jaar op 30 oktober financiële palmslag plaatsvond van ‘Een van de Grond nieuw getimmerde Rogmolen van 70 voeten Vlugt tot Ackerwoude’.
Bron: Leeuwarder Courant, 18 okt. 1777.

De molen met bakkerij werd op 9 april 1778 te Dokkum verkocht.

Groninger Courant, 25 nov. 1803:
"Men zal eerstdaags publyk Verkoopen, een hegte en Neringryke in den Jare 1777 nieuw gebouwde ROG en WEITMOLEN met twee paar Stenen, met deszelfs HUISINGE, staande in Ackerwoude in Friesland. Iemand dezelve uit de hand willende kopen vervoege zich by DEDDE REITSES Molenaar aldaar."
Verkocht 28 december 1803.

In 1850 werd aan A.T. Annema vergunning verleend de korenmolen met een pelwerk uit te rusten (dus niet herbouwd)
In 1870 ging de molen in andere handen over.

De molen had rond 1900 al zelfzwichting.

Volgens De Utskoat nr. 93, maart 1999, huurden J.R. Kloosterman en H.D. Westerlaan van 1902 tot 1904 zeilen bij zeilmakerij Wouda in Meppel.

De molen verbrandde in de nacht van 7 op 8 juni 1911. Hij droeg toen de naam De Welkomst en had een houten onderachtkant, wat het aannemelijk maakt dat dit nog de molen van 1777 betrof.

De laatste molenaar was H.D. Westerlaan.

Tekst o.a. van Herma M. van den Berg (Noordelijk Oostergo. Dantumadeel. Staatsuitgeverij, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1984 ) op dbnl.org.
-----

Rinse IJsbrants en Hiltje Jans verkochten de rogmolen met huis en bakkerij in Akkerwoude op 14 mei 1778 aan Reitse Sakes en Sjoukje Geerts. De koopsom was, inclusief losse goederen, ƒ 3075. Dat was de helft meer dan Rinse er in 1776 voor had betaald, maar het ging dan ook om “de nieuw gebouwde molen”. Dat hij in 1777 werd herbouwd klopt dus.

De molen bleef na 1778 nog lang in dezelfde hand. Jaren na het overlijden van Reitse (1791) verkochten zijn weduwe en kinderen het bedrijf op 12 december 1803 aan Jacob Wilkes en Pietje Repkes. De koopsom was toen een stuk hoger, namelijk ƒ 5050.
De verdere eigenaars van de molen waren:
24 mei 1806: koper Aldericus Jongerman en vrouw voor ƒ 5900
20 juli 1823: huwelijk van weduwe Jongerman met Joannes Hennericus Peeck (uit Dwergte bij Cloppenburg!)
23 april 1870: koper Tabe Annes Annema voor ƒ 5085 van de erven (rog- en pelmolen)
23 jan. 1901: koper Jan Douwe Zijlstra voor ƒ 3800 (windkorenmolen)
17 aug. 1901: koper Jan Ritskes Kloosterman voor ƒ 4411 van de schuldeisers
24 dec. 1902: koper Harmen Dates Westerlaan voor ƒ 4150

De molen brandde af op 8 juni 1911.
Dick Bunskoeke, 19 dec. 2022.

aanvullingen

trivia

NB De aangegeven locatie is een schatting naar de TMK van 1864.

Akkerwoude is inmiddels Damwoude.
-----

In Akkerwoude is een sprookje gelokaliseerd over een man die bij de pelmolen woonde, en op de Langebrug te Amsterdam werd ingelicht over een schat. Deze bleek zich te bevinden bij de pelmolen te Akkerwoude 'op de bovenste (is: eerste) koestal'. Een rijmpje op de pot waarin de schat geborgen was, gaf aan, dat er nog een tweede pot met geld onder de eerste begraven was.
Bron: Molens van Friesland 1971, blz. 56-57.