Molen De Blauwe Molen / De Noordsche Hengst / De Noordsche Hingst, Harlingen/ Harns

Harlingen/ Harns, Fryslân
v

korte karakteristiek

naam
De Blauwe Molen / De Noordsche Hengst / De Noordsche Hingst
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
zaagmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03011 e
oude dbnr.
V2465
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Harlingen/ Harns
plaatsaanduiding
bewesten De Eendracht, 0,4 km Z der Steenen Man b/d zeedijk
gemeente
Harlingen, Fryslân
geo positie
X: 157033, Y: 575327
N: 53.16464, O: 5.41761

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verplaatst
geschiedenis
Onderstaande tekst is volledig gebaseerd op molens, mensen, bedrijven - overzicht van vijf eeuwen Harlinger bedrijfsmolens op windkracht, drs. D.M. Bunskoeke, Beilen 2016.

In 1653 is de eerste concrete vermelding van deze molen, als schoenmaker Sijmen Claessen een aandeel in de molen als onderpand geeft voor een lening verkregen van Tiebbe Pieters Dreijer. Het aandeel had Sijmen geërfd van zijn neef Jacob Gerrijts. Mogelijk waren Tiebbe en Jacob de stichters van de molen. In 1654 verkocht Sijmen een 1/12 aandeel aan Tiebbe.

De historicus Winsemius sprak in 1622 over houtzaagmolens buiten Harlingen. Bunskoeke suggereert dat dit al één van die molens kon zijn.

Dreier c.s. hadden de molen tot 1668 in hun bezit. Onder de compagnons waren (bovengenoemde) Sijmen en Claes Clasen, die in 1655 1/12 aandeel aan Claes' zoon Sipcke verkochten. In 1668 verkochten Jacob en Pieter (de zoons van Tiebbe, 5/12 aandeel), Sioerd Jelles Stijl (hun neef uit Amsterdam, 1/3 aandeel) en Wijger Clases samen met Hijlcke Martens voor zijn minderjarige kind van Mettie Clase (1/4 aandeel) de molen aan Albert Annes.

Alberts eerste vrouw was Goijck Cornelis, de weduwe van Schelte Teetses, zie De Eendracht. Na de dood van Goijck (voor 1669) had Albert het financieel moeilijk, mogelijk vanwege de boedelscheiding. In 1675 ging hij een lening aan tot reddinge van onse saeken. Maar hij hield het hoofd boven water want pas in 1695 verkocht hij de molen aan meester timmerman Cornelis Ottes te Harlingen.

Cornelis verkocht de molen in 1716 aan Pijtter Gerlofs [Schellingwou]. Zijn zoon Folkert Pijtters erfde de molen bij de dood van zijn vader in 1721. Folkert trouwde met Antie Feddriks Nieuwenhuis (eerder weduwe van Ruurd Scheltinga) en de molen werd op enig moment gerund door de stiefzoon van Folkert, Allard Scheltinga. In die tijd stond de molen van Scheltinga bekend als de 'Blauwe Moolen', dit mogelijk ter onderscheid van de nabijgelegen houtzaagmolen De Swarte Molen.

De Blauwe molen kreeg een nieuwe naam, mogelijk nadat hij geheel was vernieuwd als achtkante molen. Dr. Nicolaus van Loon, stedelijk notaris, kocht in 1781 namelijk de 'schoone houtzaagmolen de Noordsche Hingst' van Allard. Waarschijnlijk kocht hij een deel van de molen, want Nicolaus was getrouwd met Trijntje Folkerts Schellingwouw, een dochter van Folkert en Antie. Trijntje en Allard waren halfbroer en -zus. Trijntje zal bij de dood van haar vader al een deel van de molen hebben geërfd.

Nicolaas overleed al in 1784 en zijn twee minderjarige zonen, Arnoldus en Folkert van Loon, erfden de molen, wat aangeeft dat hun moeder Trijntje al eerder overleden was, waarschijnlijk voor 1781. Allard Scheltinga, de oom van de jongens, beheerde hun zaken, waarschijnlijk ook omdat de koopsom van de molen nog niet afbetaald was. De houthandel firma Scheltinga & Van Loon kwam in 1785 in handen van een ander familielid, Jacob Oosterbaan, kleinzoon van Folkert Pijtters. In 1794 staan Arnoldus en Folkert als eigenaars en Jacob als gebruiker van de molen geregistreerd.

In 1799 besloten de gebroeders Van Loon de molen over te plaatsen naar Irnsum aan de Boorn, waar hij –hernoemd tot De Twee Gebroeders- in oktober 1800 in gebruik werd genomen. De verhuizing werd uitgevoerd door molenbouwer Frans Beerends Schaafsma uit Leeuwarden. De reden voor de verplaatsing is niet bekend. Mogelijk boterde het niet zo tussen de broers en Jacob Oosterbaan.

aanvullingen

trivia
De molen staat getekend op de Schotanuskaart van 1718, tussen De Eendracht en de zeedijk. Op de kadasterkaart 1811-1832 staat ter plekke een huis aangegeven.

Tj. Severein geeft in zijn Aanvullingen en correcties ..., 2006, deze plaats aan als locatie van De Twee Gebroeders, maar dat strookt niet met de kadasterkaart 1811-1832. De verwarring is waarschijnlijk veroorzaakt door de nieuwe naam van deze molen op de nieuwe locatie in Irnsum.

Volgens Ten Bruggencate staat de molen op de stafkaart van 1854 aangegeven op 0,4 km bezuiden de Steen Man b/d zeedijk. Op die kaart hebben wij de molen echter niet gevonden.
Red.