De molen werd in 1861 gebouwd voor de bemaling van polder 331 onder Sânlean.
Overbrengingsverhouding was 1:1,9.
Bron: onbekend.
-----
De molen werd door Anton Sipman opgemeten en verdween in 1950.
Aanvullende gegevens, ontleend aan de Oorlogsinventarisatie van de provincie Friesland uit 1942/1943
Kadastraal bekend: Gem. Oosterend, Sectie B, No. 110
Type: achtkante houten buitenkruier op gemetselde veldmuren; romp bekleed met hout
Bouwjaar: ca. 1876
Hoogte van de molen: 5,75 m
As en roeden: hout
Vlucht: 9,5 m
Wieksysteem: oud-hollands
Eigenaar: S. Vellinga, Roodhuis
Molenaar: idem
Opvoerwerktuig: vijzel
Opvoerhoogte: 1,2 m
Gem. waterverzet per uur: 375 m3
Te bemalen oppervlak: 42 ha
In gebruik: ja, uitsluitend op windkracht
Staat van onderhoud: goed
Molenmaker: Gebr. Bootsma te Roodhuis
Windbelemmering: bij O wind door het dorp
Op de Kadasterkaart 1811-1832, kaartblad Oosterend Sectie B (blad 1) nr. 110, staat hier reeds een molen aangegeven. Dit betreft mogelijk een voorganger, want als symbool is een vierkantje gebruikt, hetgeen op een spinnekop duidt.
Ook op de TMK van 1855 staat hier een molen aangegeven.
De molen komt nog voor op de TK van 1952, maar ontbreekt in de provinciale moleninventarisatie van 1957.
Leo van der Drift, 9 aug. 2009.