Molen Polder Obdam, zuidelijke molen, Obdam

Obdam, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Polder Obdam, zuidelijke molen
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
02546 h
oude dbnr.
V7416
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Obdam
plaatsaanduiding
ca. 150 m bezuiden het gemaal
gemeente
Koggenland, Noord-Holland
streek
De Wester Koggen
kadastrale aanduiding 1811-1832
Obdam A (2) 400 De Polder Obdam
geo positie
X: 120157, Y: 520295
N: 52.66900, O: 4.87212

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Scheprad
Later vijzel Ø 1,92 m
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
binnenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
25,10
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
afgebroken
geschiedenis
Het gebied dat de huidige polders Obdam, Hensbroek, de Wogmeer en Ursem omvat, vormde tot 1535 een watergemeenschap. Daartoe behoorde tevens Overdorp, een buiten de Spierdijk gelegen gedeelte van Berkhout. De Wogmeer was toen nog niet drooggemaakt en stond in open verbinding met het polderwater van de omliggende dorpen. Hieraan kwam kort na de invoering van molenbemaling in het Geestmerambacht (1532) een einde. Waarschijnlijk hebben Obdam en Hensbroek eerst plannen hebben gemaakt voor de inrichting van een nieuwe gezamenlijke afwatering. In 1535 is namelijk sprake van een watermolen die ‘tot beider profijt’ op grondgebied van Obdam was opgericht. Obdam ging echter al snel een stap verder: in 1535 werd het een zelfstandige polder door het afdammen van de sloten die uitkwamen op de Wogmeer en de aanleg van een dijk op de banscheiding met Hensbroek. Jacob van Duvenvoorde, de heer van Obdam en Hensbroek, legde vervolgens een regeling op voor het gebruik van de reeds gebouwde molen door beide dorpen. Ook de aanleg van een sluis en een tocht (voorloper van de latere Uitgang) bij de grens van Hensbroek en Ursem ten behoeve van de afwatering van de Wogmeer moest door Obdam en Hensbroek gezamenlijk worden gefinancierd. Hij verplichtte hen tevens elkaar bij te staan indien Ursem en Overdorp de regeling zouden aanvechten.

Echter, toen Ursem en Overdorp inderdaad bezwaar maakten, sloot Hensbroek zich daarbij aan. Obdam kreeg het verwijt dat het zich onttrok aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de afwatering van de Wogmeer. In 1543 trof Jacob van Duvenvoorde, bijgestaan door Adriaan Stalpaert van der Wiele - de bekende adviseur van keizer Karel V in waterstaatkundige zaken - een nieuwe regeling. Zij bepaalden dat Obdam het recht had om dammen in de meersloten te leggen of te verwijderen en dat de tocht op de grens van Ursem en Hensbroek moest worden verbreed en uitgediept en aan weerszijden van stevige kaden voorzien. Aan het eind van de afwatering moest een gezamenlijke molen worden opgericht om het water van de Wogmeer in de Waard te lozen. Deze molen werd door Obdam, Hensbroek en Ursem samen bestuurd en zou een toepasselijke naam krijgen: de Klammolen (klammen = vechten, ruzie maken). Om het waterbezwaar van de Wogmeer nog sneller te lozen mochten Ursem en Hensbroek hun eigen watermolens bij de Berkmeerdijk gebruiken.

Tijdens de bedijking van de Wogmeer (drooggevallen 1608, verkaveld 1609) werd de situatie opnieuw bekeken. De watergemeenschap tussen Obdam en Hensbroek werd in 1608 hersteld. De nieuwe verhoudingen werden pas eind 1619 vastgelegd in een accoord. Centraal stond de erkenning door Hensbroek van het recht van Obdam om te allen tijde de Obdammer Molendijk - bestaande uit de banscheidingsdijk, de dijk langs de ringvaart van de Wogmeer en de Kapelleweg - te dichten. Bovendien verplichtte Hensbroek zich om bij dichting van de Obdammer Molendijk de bemaling over te nemen van de Staartlanden van Obdam. Dit waren ruim 31 morgen land ten zuiden van de Kapelleweg, gelegen tussen de Spierdijk, de Korte Verlaatsweg en de ringdijk van de Wogmeer.

Ursem werd in 1608 een zelfstandige polder en nam tevens de bemaling op zich van de landerijen van Overdorp.

In 1659, enkele jaren na de bouw van een extra achtkante watermolen door Obdam om de bemaling te versterken, besloot Obdam om Obdammer Molendijk definitief te dichten. Sinds dat jaar waren de waterhuishoudingen van Obdam en Hensbroek weer volkomen gescheiden.

Een laatste aanpassing van de verhouding tussen Obdam, Hensbroek en de Wogmeer vond plaats in 1844. Bij overeenkomst tussen de drie polderbesturen werd het volgende bepaald:
- Obdam nam de bemaling van de Staartlanden weer over, waartoe in de Kapelleweg een opening zou worden gemaakt;
- Hensbroek zou zich afkaden van de ringvaart van de Wogmeer;
- De Uitgang en de ringvaart van de Wogmeer werden met elkaar verenigd.

De oude Obdammer watermolen is vóór 1743 vervijzeld en in 1890 afgebroken, dertien jaar na de bouw van een stoomgemaal.

Tekst: Jan de Bruin, 31 dec. 2009.

aanvullingen

trivia
Op de onderste afbeelding is de Obdammermolen (Tenbruggencatenummer 00782 van www.molendatabase.nl) te zien met daarnaast het stoomgemaal dat de functie ook van de zuidelijke molen overnam.
-----

Als eerste scheidde Ursem zich van genoemde watergemeenschap af, naar aanleiding van de bedijking en droogmaking van de Wogmeer, welke plaatsvond volgens octrooi van 1607. Obdam volgde en scheidde zich in 1659 van Hensbroek en van de ringsloot van de Wogmeer af. Zo ontstond de polder Obdam, waarop als onderbemalingen uitmaalden de volgens octrooi van 1632 drooggemaakte braakjes onder Obdam. Vanwege deze droogmaking was de uitmaling van Obdam nog met een molen versterkt. Deze is omstreeks 1691 echter al weer afgebroken.

Blijkens een in 1680 uitgegeven kaart had de polder Obdam in die tijd drie molens. De molen op de plaats van de huidige molen was aangegeven als De Nieuwe Mole. In 1743 was in ieder geval één van de beide Obdammer molens al vervijzeld.

Ter versterking van de bemaling werd in 1877, nagenoeg op de plaats van het huidige gemaal, een stoomvijzelgemaal gebouwd.

In 1890 werd de zuidelijke molen, die ca. 150 m ten zuiden van het gemaal stond en vermoedelijk het oudst was en het eerst vervijzeld, afgebroken.

Bronnen:
- Nederlandse Molendatabase, De Obdammermolen (Tenbruggencatenummer 00782).
- De zeeweringen en waterschappen van Noordholland, Mr. G. de Vries Azn., 1864.
MHO
-----

Tekst bij afb. 3:
Obdammermolen (1535) op een kaart van de onbedijkte Wogmeer door landmeter Gerrit Dirksz Langedijk uit Alkmaar, vermoedelijk getekend in 1608.