- naam
- Polder Ruigenhil
- modeltype
- Ronde molen, stellingmolen
- functie
- poldermolen
- bouwjaar
- verdwenen
- toestand
- verdwenen
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Ten Bruggencate-nr.
- 01514
- oude dbnr.
- V867
- Meest recente aanpassing
- | Constructie
Molen Polder Ruigenhil, Alblasserdam
Alblasserdam, Zuid-Holland
v
locatie
- plaats
-
Alblasserdam
- plaatsaanduiding
- waar nu de tunnel van de A15 ligt bij Alblasserdam
- gemeente
- Alblasserdam, Zuid-Holland
- streek
- Alblasserwaard
- geo positie
-
X: 104820, Y: 430120N: 51.85739, O: 4.65879
constructie
verwijzingen
- allemolens.nl
- Kijk op allemolens.nl voor historische foto's en documenten van deze molen
- inventarisnummer
- 175 Boek Molens Alblasserwaard/Vijfheerenlanden
geschiedenis
- toestand
- verdwenen
- bouwjaar
- verdwenen
-
1925 buiten bedrijf 1938 gesloopt
- geschiedenis
-
De polder Ruigenhil was een kleine buitenpolder aan de rivier de Noord.
De molen was een z.g. braakwatermolen. Een braakwatermolen was voorzien van een snel ronddraaiende trechtervormige kuip, die met de open onderzijde in het water stond, en gebruikmakend van de middelpuntvliedende kracht dit water aan de bovenzijde 'uitbraakte'.
Tekst: J. de Vries.
Wat de relatie is met de trechtermolens van ondermeer de Ferwouder Polder (Tenbruggencatenummer 03170) in Friesland is ons niet bekend.
De "Perpendiculaire dubbele trechtervijzel" of ook wel kortweg: "waterbraker", uitgevonden door Pieter Faddegon Pz.
In 1846 verscheen een boekje over deze uitvinding, dat aanwezig is in de bibliotheek van de TU Delft:
Faddegon, Pieter; Beschrijving van het water-opvoerings-werktuig, genaamd: perpendiculaire dubbele trechter-vijzel of waterbraker; benevens natuur- en werktuigkundige beschouwing over de in gebruik zijnde water-opvoerings-werktuigen; Amsterdam Londonck 1846.
Deze uitvinding is op een aantal plaatsen toegepast, oa bij de heer Smit, scheepsbouwmeester te Alblasserdam die deze molen naar alle waarschijnlijkheid besteld had.
In 1938 kwam er een korte biografie uit van Pieter Faddegon, waaruit blijkt dat deze uitvinding op een aantal plaatsen is toegepast. Oa. heeft de heer Smit, scheepsbouwmeester te Alblasserdam een waterbraker besteld voor een polder "De Ruige Kil". Deze molen schijnt daadwerkelijk te zijn opgericht.
Doorman (Het Nederlandsch octrooiwezen en de techniek der 19e eeuw) schrijft, dat P. Faddegon jr. in 1839 octrooi kreeg voor de tijd van 15 jaar voor een waterwerktuig, door hem genaamd perpendiculaire dubbele trechter-vijzel of waterbraker.
De uitvinder zond een beschrijving met tekening in bij de Maatschappij voor Nijverheid, die echter besloot er niet op te attenderen, zijnde het werktuig al mocht het door de inzender oorspronkelijk zijn bedacht, niet nieuw, terwijl er ook geen bijzonder effect van werd verwacht (T. Nijv, VI 353).
Elders schrijft Doorman nog: Een omstandig verhaal (108 blz) over zijn "waterbraker" geeft deze uitvinder in een brochure van 1846 (Londonck, Amst., in Kon. B.). Blijkens de daarbij gevoegde afbeelding is het een om de verticale as draaiende trechter, van binnen bezet met teruglopende lage schoepen, die van de nauwe in het water reikende mond tot de wijde bovenrand doorlopen. Bedoeld is dus een kolk op te wekken, die aan de bovenrand overstroomt in een op het bovenwater uitkomende trog. Er is nog een minder hoog reikende binnentrechter. -
aanvullingen
- trivia
Ruigenhil (DE).
Deze polder bestaat geheel uit bouw en hooiland en is in de jaren 1845 en 1846 voor een groot gedeelte opnieuw bedijkt en meer uitgebreid. Hij beslaat, volgens het kadaster, met de buitengronden, eene oppervlakte van 31 bund. 20 v. r.
Men telt daarin zes woonhuizen, eenen wipkorenmolen en eenen braakwatermolen, welke laatste in 1846 is opgericht.
Bron: Aardrijkskundig boek der Nederlanden 1847
J. Hoek, 28 mei 2008
-----
Men leest in de Utrechtsche Courant:
Wij vernemen, dat dezer dagen te Alblasserdam een nieuwe steenen watermolen in werking is gekomen, waarin de zoo veel besprokene waterbraker is geplaatst, waarop de aandacht van zoo vele geleerden en geïnteresseerden en polderbesturen is gevestigd, en waarvan de uitwerking dan ook ten volle aan de verwachting heeft beantwoord. In het bijzonder moet zulks het geval geweest zijn op den 28sten Jan. J.L., toen er een stevige molenwind waaide.n De menigvuldig toegeschotene nieuwsgierigen stonden verbaasd te staren, naar de geweldige hoeveelheden water, die, als het ware door eene onzigtbare magt, uit den grond van den molen geslingerd werden. Het moet een waarlijk indrukwekkend gezigt geweest zijn. Diegenen, welke in den afgelopen zomer het model hebben zien werken en over deszelfs uitwerking verwonderd waren, zullen zich een flaauw denkbeeld kunnen vormen van het verbazende vermogen van zoodanigen toestel in grootere afmetingen. Aanhoudend bleven de stroomen water langs de lubben uitvloeijen; dit moet een treffend gezigt van af den maalzolder opgeleverd hebben, van waar men in het werktuig zag, ’t welk over de 4 el diameter heeft en ruim 40 omgangen in de minuut volbragt.
De molen heeft 17 ellen vlugt, daarbij wordt het water 2 el 25 duimen hoog opgemalen, en men begrootte den Uitslag op minstens 60 kubiek ellen, gelijk aan 60.000 Ned. Ponden gewigt aan water in elke minuut of zeventien paardenlast, eene waarlijk verbazende hoeveelheid voor eenen molen van dat vermogen. Men zag ook duidelijk dat de natuurkundige gronden hier sterk houden, dat twee maal meer aangewende kracht viervoud grooter uitwerkingvan het middenpunt vliedend vermogen ten gevolge heeft.
Mogt de aandacht van den geleerde geboeid zijn, niet minder verblijdend was het voor den landbouwer, een molen van zulke geringe vlugt, met zulke eenvoudig, min kostbaar zamenstel, grooter effect te zien doen dan met 4-voud kostbaardere molens kwalijk als ulmatum kan verkregen worden; hetwelk eene groote bezuiniging voor den ingeland op zal leveren, bij het vooruitzigt op eene veel spoediger droogmaking. – Gaat men dezen uitslag na, zoo kan men tot de slotsom komen, dat met zes zulke molens, die omstreeks ƒ 7000 zullen kosten, dus ƒ 42.000 in het geheel even veel verrigt zouden worden als met de 500 paardenkracht van den pomptoestel van de Leegwater.
Bron: NRC 6 feb. 1847.
Erik Stoop, 29 mei 2014.
draag zelf bij
- foto's
- foto's insturen