Ansichtkaart, coll. Frans Weemaes
De molen werd oorspronkelijk in 1684 gebouwd te Schaarbeek (bij Brussel); in 1783 wegens toenemende windbelemmering door een boomgaard verplaatst naar Schaarbeek-Helmet en in 1885 naar Merksem, zie Belgisch Molenbestand.
In 1896 werd de molen naar de Bredaseweg te Roosendaal verplaatst. Dit gebeurde in opdracht van Victor Schrauwen uit Rijsbergen, welke echter tijdens de herbouw overleed, waarna zoon Victor de bouwactiviteiten verder moest afronden.
De molen werd te Roosendaal opgericht als koren- en schorsmolen. Veel molens in West-Brabant hadden een apart koppel voor schorsmalen; bij deze molen is het vermoedelijk al aan het begin van de 20ste eeuw beëindigd, waarna het koppel is uitgebroken.
Na in 1939, onder advies van Chris van Bussel (die ook het naar hem vernoemde wieksysteem liet aanbrengen) nog uitvoerig te zijn hersteld, veroorzaakte de Tweede Wereldoorlog ernstige schade.
Door tussenkomst van de Vereniging De Hollandsche Molen vond in 1950 herstel plaats, door molenmaker De Groote uit Kloetinge. Maar helaas werd er sindsdien nog maar weinig met de molen gemalen.
In de loop der jaren breidde Roosendaal zich stormachtig uit en kwam de grond rondom de molen in handen van de Bataafsche Petroleum Maatschappij.
Deze onderneming maakte het gebaar om de molen voor een symbolisch bedrag aan de gemeente over te doen en de verplaatsing naar het zuidelijk deel van de stad te subsidiëren.
Deze verplaatsing en opknapbeurt werd in 1966/67 uitgevoerd door molenmaker Coppes uit Bergharen.
Op 01-12-1898 berichtte De Grondwet het volgende:
Roosendaal. Maandagmorgen omstreeks 11½ uur, heeft op den molen van de wed. P. Schrauwen, aan de Bredabaan alhier, een ernstig ongeluk plaats gehad. Een oud gebruik bij de molenaars geeft aan de knechts, die voor 't oogenblik zonder werk zijn, het recht om het land af te gaan en de verschillende molens te gaan bezoeken. Alsdan krijgen ze gewoonlijk een dubbeltje zakgeld en zoo ze juist op etenstijd komen, een maal eten en soms ook nachtverblijf. Met hetzelfde doel kwam jl. Maandagmorgen een zekere Petrus Wallé, uit Terneuzen, op bovengemelden molen aan en vroeg aan den zoon van de wed. Schrauwen, die alleen op den molen was, een dubbeltje zakgeld, nadat hij eerst den molen had bezichtigd. Deze zeide dat hij dan maar naar zijn moeder moest gaan, wijl hij geen geld op zak had. Terwijl hij van den 7 meter hoogen trap naar beneden ging, gleed hij reeds op de 2e trede uit en viel op den rug naar beneden tot aan den zoogenaamden steert — een groote dwarsbalk die in schuinsche richting door den trap steekt — daar kwam hij met zijn rug op terecht en viel toen, met zijn hoofd naar beneden, bewusteloos op den grond, zoodat hij voor dood werd opgenomen. Hij had een hevig bloedende wonde aan het hoofd, alsmede verschillende kneuzingen over geheel het lichaam. Nadat men een geestelijke ontboden had, werd hij op de plaats zelve voorzien van de H.H. Sacramenten en daarna naar het gasthuis vervoerd. Ofschoon zijn toestand eenigszins verbeterd is, is hij nog niet geheel buiten gevaar.
Ingezonden door Caroline Schaeffer, 27-05-2021
-----
Op 30-12-1924 berichtte de Grondwet het volgende:
Roosendaal. Gister had de 14-jarige zoon van den molenaar Schrauwen aan de Bredasche baan het ongeluk, door een openstaand luik uit den molen naar beneden te storten. De val werd gebroken doordat hij eerst op een aangebouwd gedeelte en daarna op den grond terecht kwam. Bewusteloos werd Schrauwen opgenomen en naar huis vervoerd. Geheel den dag bleef hij buiten bewustzijn; tegen den avond kwam hij bij.
Ingezonden door Caroline Schaeffer, 14 juni 2021
Ansichtkaart, coll Frans Weemaes