- toestand
- werkend
- bedrijfsvaardigheid
- Maalvaardig
- bestemming
- Het malen van graan en het opwekken van elektriciteit
- omwentelingen
- geschiedenis
-
Eeuwenlang was de molen als oliemolen in het bezit van de hertogen van Gulik. In 1798 werden de hertogelijke goederen door de Fransen in beslag genomen en openbaar verkocht. De Sittardermolen was op dat moment de enige korenmolen van de stad, een banmolen, waarop de burgers van Sittard, Broeksittard en Wehr verplicht waren te laten malen. Na de afschaffing van de heerlijke rechten kregen ook anderen de vrijheid om de functie van hun molens te veranderen, waarvoor overigens de toestemming van de prefect nodig was.
In die tijd werd ook de Ophovener molen omgebouwd tot korenmolen.
Rond 1830 was Francisca Engelen, koopvrouw in Sittard eigenaresse. Later was dat de notaris Antoon Philip Pierssens. In 1841 had deze ook de watermolen aan de Wal en de Sittardermolen op zijn naam staan. Na het overlijden van het echtpaar Pierssens-Schmitz vond in 1851 een deling plaats, waarbij de Ophovenermolen en de watermolen aan de Wal werden toegewezen aan Nicolaas Jörrissen, ontvanger der directe belastingen te Hegern, gemeente Millen (D.). Mede-eigenaar werd Amalia Jörissen.
In 1852 ontving Rudolph Jörissen, molenaar in Nieuwstadt, de molen aan het Moelebrugske bij toebedeling in de vorm van een schenking. Acht jaar later werd de molen openbaar verkocht en toegewezen aan Mathijs Joseph Kribs, geneesheer in Sittard.
Kribs liet in 1862 en 1869 een aantal niet nader genoemde verbeteringen aanbrengen. In die tijd werd de graanmolen aangedreven door een middenslagrad, waarvan de middellijn 5,16 m. en de breedte 0,82 m. bedroeg.
Bij scheiding en deling van de nalatenschap van dokter Kribs in 1891 ging de molen met aanhorigheden naar Jeannette Gerardine Emelie Kribs te Amsterdam. Nog in hetzelfde jaar verkocht ze de molen aan Amalia Richter, weduwe van Leonard Busch. Peter Busch, waarschijnlijk haar zoon, trouwde met Maria Nijssen, een dochter van de eigenaar van de grote Sittardermolen.
In 1893 kreeg hij toestemming van het provinciaal bestuur om het waterrad en de waterwerken aan de molen te vernieuwen. De middellijn van het nieuwe middenslagrad werd op 5,32 m. en de breedte op 1,25 m. gebracht, waardoor het ontwikkelde vermogen groter was dan van het oude rad.
Peter Busch overleed in 1906. Hetzelfde jaar verkocht Amalia Richter de molen van Ophoven aan Peters schoonvader Jan Hubert Nijssen. Deze liet in de jaren daarop enige ingrijpende verbeteringen aanbrengen: in 1907/08 werd het houten waterrad vervangen door een ijzeren en het houten gangwerk met de maalstoel door een gietijzeren constructie. Het nieuwe kroprad kreeg een middellijn van 5,90 m. en een breedte van 1,20 m. Ook het sluisgebint met de bediening van de maal- en de lossluis werd in ijzer uitgevoerd. De sluizen konden vanaf een balkbrugje worden bediend, dat direct vanuit de molen toegankelijk was. Het oorspronkelijke gangwerk is nog aanwezig; het waterrad is vernieuwd.
De constructie van het gangwerk wijkt af van de meestal gebruikelijke ijzeren constructies in watermolens. Het waterrad op de stalen molenas drijft met een rechte tandwieloverbrenging eerst een tussenas aan en deze tussenas vervolgens via een conische tandwieloverbrenging de stalen koningspil met het spoorwiel. Op de maalstoel bestaande uit gietijzeren kolommen lagen vroeger vier koppel stenen rondom het spoorwiel. Een koppel 17der kunststenen en een koppel 16der Franse stenen zijn nog compleet. Elke steenspil met het rondsel, waarvan de tanden op het spoorwiel kunnen ingrijpen, wordt ondersteund door een brug voorzien van een steenlicht met handwiel, die om twee kolommen is geklemd.
De molen maalde in zijn tijd voornamelijk voor de dorpen Ophoven en Levenbroek, waar veel grote boerderijen stonden. De schuur bij de molen werd tevens ingericht als houtzagerij. In 1912 liet Nijssen zowel het huis als de zagerij herbouwen. In 1918 verkocht Nijssen de molen met huis en erf aan zijn dochter Helena, gehuwd met Guus Laudy, koopman te Ophoven. Van die tijd af werd de molen meestal de molen van Laudy genoemd. Een bekende molenaar op de molen was destijds Theodoor Sloun, die meer dan 50 jaar in dienst van Nijssen en later van Laudy was.
Na de Tweede Wereldoorlog werd er niet veel meer gemalen. Ondanks een restauratie in 1949 ging de molen weer snel achteruit. In 1955 volgde stilstand. Laudy overleed in 1965, zijn vrouw in 1970. De drie kinderen waren verder niet bij de molen betrokken.
In 1973 werd de molen eigendom van de Stichting Jacob Kritzraedt te Sittard. Deze stichting liet een omvangrijke restauratie uitvoeren, die in 1976 werd voltooid. Daarbij werd tevens een nieuw ijzeren waterrad aangehangen, waarvan de vormgeving enige overeenkomsten heeft met dat van de Volmolen in Epen. De molenaarswoning, die Laudy op het erf had laten bouwen, werd als restaurant ingericht; een gedeelte van de molen maakt daarvan eveneens deel uit. Nadien draaide de molen alleen bij bijzondere gelegenheden.
In november 1983 liep de molen tijdens een hevige onweersbui grote schade op: een met het water meegevoerde zware boomtak zette zich in de lossluis vast met als gevolg dat de waterafvoer stagneerde en de Geleenbeek buiten haar oevers trad. Om het water toch af te voeren werd vervolgens de maalsluis opengetrokken, waardoor het gangwerk als het ware op hol sloeg en de grote tandwielen als gevolg zwaar beschadigd raakten. Pas toen een graafmachine een omleiding had gegraven, kon het hoog opgestuwde water wegstromen.
De Stichting Jacob Kritzraedt heeft ervoor gezorgd dat de molen gerestaureerd werd en momenteel is er een restaurant in gevestigd.
Met een geslaagde tweede restauratie in 1998 werd de molen weer geheel maalvaardig. De molen is in november 2003 aangepast voor de winning van 'groene stroom', gesubsidieerd door een energiemaatschappij. De opgewekte stroom is goed voor 30 huishoudens.
-