Molen De Windhond / De Dunbil / Het Orgel / Het Liederenbord / De Wurmenpot, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Windhond / De Dunbil / Het Orgel / Het Liederenbord / De Wurmenpot
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen, verfmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01109 b
oude dbnr.
V3023
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 01109 b De Windhond / De Dunbil / Het Orgel / Het Liederenbord / De Wurmenpot (Zaandam-Oost)
Foto: nn., ingekleurd, coll. Arie Hoek

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Aan Zaan en Kalverringdijk ten noorden van
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam A (1) 411 Cornelis Klz. Honig, koopman
geo positie
X: 116139, Y: 498338
N: 52.47140, O: 4.81529

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Enkel slagwerk, later een dubbel werk, na 1897 twee koppel kantstenen met bijbehorende buulkisten.
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De kleine enkelwerks oliemolen de Windhond behoorde tot de oudere molens in de Zaanstreek. De molen werd gebouwd in 1633. Op 9 januari 1634 kreeg Claes Cornelisz. de windbrief van de molen in handen. Veel meer gegevens over de vroege tijd van deze molen zijn nog niet bekend. Direct na de bouw van de molen verkocht Claes Cornelisz. een kwart aandeel in de molen aan Aris Pieter Jansz., hij moest hiervoor Fl.393,- betalen. Op 7 september 1660 koopt Aris Jansz. nog een kwart van de Windhond. Aris Pieter Jansz. overlijdt in 1684, waarna de aandelen van de Windhond in bezit komen van zijn dochter.
Op 13 mei 1722 wordt de Windhond tegen brand verzekerd bij een assurantiecontract, de molen staat dan op naam van Jan Lauwe Junior. Bij de oprichting van het olieslagerscontract voor ladingen op 14 juni 1727, laat Lauwe de goederen uit de molen hierbij verzekeren. Uit het bedrag dat Lauwe moet betalen aan een door brand getroffen collega olieslager, valt op te maken dat de Windhond was vertimmerd van een enkele naar een dubbele oliemolen.
De molen zelf werd niet bij het OC verzekerd, Lauwe had schijnbaar elders een goede brand assurantie afgesloten.
Lauwe Junior blijft tot 1757 werken met de Windhond, daarna komt de molen in handen van Claes de Jongh. Hij laat de opstal van de molen op 28 februari van dat jaar tegen brand verzekeren bij het OC. In 1770 komt de Windhond te werken voor Gerrit Kaaskooper Honigszoon.
Deze Gerrit Kaaskooper was een zoon van Stijntje Kaaskooper en de Zaandijker papierfabrikant Cornelis Jacobsz. Honig en richtte zich op de olieslagerij. Sinds 1764 werkte Kaaskooper, samen met zijn zoon Claes Honig, onder de firmanaam Gerrit Kaaskooper Honigzoon & Zoon. Gerrit Honigsz. werkte ook met de Oostzaandammer oliemolens “het Windei”, “het Oude Bonte Kalf”, ”de Haan”, “de Gooier”, “de Os”, “de Strijd” en “de Sint Willibrordus” en de Koger oliemolen “het Pink”.
Na het overlijden van Gerrit Kaaskooper in 1778 worden de zaken overgenomen door zijn zoon Claes Gerritsz. Honig, die het molenbezit uitbreidde met o.a. “de Kat”, “de Wandelaar”, “De Oude Zwan”, “Het Vette Schaap” en “het Varken”. Als Claes Honig in 1813 komt te overlijden neemt zijn jongste zoon, Cornelis Honig, de firma van zijn vader over waar hij al sinds 1791 deel van uit maakte. Opnieuw wordt het molenbezit vergroot, ditmaal met de oliemolens “de Kieft”, “de Jonge Wolf”, “de Visser”, “de Kikker” en “de Kopermolen”. Cornelis Honig overlijdt in 1845, waarna zijn grote molenbezit wordt verdeeld onder zijn twee zonen Cornelis en Klaas Honig. Ook gaan enkele molens over naar Jacobus Kluyver, die was getrouwd met een dochter van Cornelis Honig.
Zoon Cornelis Honig kreeg 10 oliemolens toebedeeld en zoon Klaas Honig kreeg negen molens waaronder de Windhond. Klaas Honig ging werken onder de firmanaam Claas Honig en Zonen. Later deed Klaas Honig Cornelisz. enkele molens over aan zijn zonen. De Windhond komt samen met “De Dood” en “De Strijd” in eigendom van zoon Klaas Honig Klaasz. die later zijn bezit weer uitbreidt met de oliemolens “de Zeef” en “de Vergilius”. Wanneer Klaas Honig Klz. in 1887 overlijdt (in hetzelfde jaar als zijn vader), gaan de molens over naar de derde Klaas op rij, Klaas Honig Klaasz. Jr. De Vergilius wordt meteen verkocht en gesloopt, de andere drie molens blijven tot 1896 olie slaan. In dat jaar houdt Klaas Honig het voor gezien en worden de molens stilgezet en verkocht. De Windhond wordt op 30 april 1897 uit het OC geschreven en verkocht aan de Koger schilder Piet Visser.
Visser laat het oliewerk uit de molen verwijderen en richtte de Windhond in als verfmolen. Vermoedelijk bezat de kleine molen twee koppel kantstenen met bijbehorende buulkisten. Met de molen werden sindsdien droge verfstoffen gemalen voor schildersverf. De noorderschuur van de molen werd voorzien van luiken, waardoor de vochtige verfstoffen eerst op de wind gedroogd konden worden alvorens tot poeder te worden vermalen. Naast het vermalen van droge verfstoffen, werd de Windhond ook gebruikt voor de productie van stopverf. Dit werd gemaakt van krijt en lijnolie. De molen is tot 1910 in bedrijf geweest, op 17 september van dat jaar werd de molen geveild en verkocht voor sloop. In januari 1911 werd het achtkant van de molen gesloopt door firma de Boer uit Oostzaan. De onderbouw en schuren van de Windhond bleven staan en hebben een tijd lang dienst gedaan als pakhuis voor de stijfselfabriek “de Bijenkorf” van de firma Honig. Met de bouw van de Julianabrug, die in 1932 startte, stonden de schuren in de weg bij het maken van de oprit naar de toekomstige Leeghwaterweg. In de winter van 1933 op 1934 werden zij gesloopt.

Over de inrichting van de molen en zijn bijnamen schrijf Pieter Boorsma in zijn boek “Zaanse Windmolens”: ”De kleine molen was aanvankelijk enkelwerks. Toen later een tweede slagwerk moest worden aangebracht, kwam er “kunst en vliegwerk” aan te pas om dat gedaan te krijgen, want de molen was niet ruim genoeg om de installatie op een normale manier te plaatsen. Het werk stond er “gedrongen” in, wat den arbeid der olieslagers niet aangenamer maakte. Vandaar dat de molen behalve zijn bijnaam van Dunbil (naar de tengere lichaamsbouw van de hondensoort waarnaar hij genoemd was) nog verschillende spot- of scheldnamen had, waarvan een drietal o.a. luidde: Orgel, Liederenbord en Wurmenpot. Andere, minder welluidende namen, die eveneens op zijn minderwaardigheid duidden en minachting te kennen gaven blijven hier maar achterwege.”

Bronnen:
- “de Zaende” 1e jaargang 1946 blz. 171-175/ 228-235
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 136
- “Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 330-331
- “Over molens der familie Honig” P. Boorsma 1939 blz. 165-166
- “Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 2” T. Neuhaus 1987 blz. 34
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 139
- “Het Olieslagerscontract” R. Couwenhoven 2002 blz. 17-22/ 50/ 105
- “Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
- “Zaanse windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 237-238
F. Rol.

aanvullingen

trivia
De kap van de Windhond was met hout bekleed.