Molen De Jonge Prins, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Jonge Prins
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01107 u
oude dbnr.
V4661
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
aan de Zaan op de grens van Wormer en Zaanstad.
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam A (1) 475 Jacob Vis, koopman
geo positie
X: 116082, Y: 499675
N: 52.48341, O: 4.81429

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Dubbel oliewerk
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
Het bouwjaar van de oliemolen de Jonge Prins is nog niet ontdekt. De molen staat in het Caartboeck van de Oostzijde dat in 1670 door landmeter Olfert Jansz. de Groot werd gemaakt.

De molen werd op 30 oktober 1694 in een assurantiecontract tegen brand verzekerd door Cornelis Jacobsz. Kop. De Jonge Prins stond vlakbij de pelmolen “de Jonge Prinses”, die in 1685 was gebouwd door Maarten Cornelisz. Kop. Waarschijnlijk was dit de zoon van Cornelis Kop, hieruit valt mogelijk af te leiden, dat de Jonge Prins iets ouder was dan de Jonge Prinses, zeker is dit echter niet.

Net als vele van zijn collega’s was de Jonge Prins verdeeld in parten of aandelen. Een gedeelte van die aandelen was in handen van Garbrand Pietersz. Gorter. Deze man is een poos burgemeester geweest van Oostzaandam en was ook eigenaar van de oliemolens “de Lazarus” en “de Oranjeboom”. De laatste werd door hem gebouwd.
In 1724 kocht Gerrit Jansz. Vis uit Zaandijk ook enkele aandelen in de Jonge Prins. Gerrit Vis was een koopman uit Zaandijk, die een graanhandel bezat, verder produceerde en verhandelde Vis stijfsel en bezat hij aandelen in een handelsmaatschappij en de walvisvaart. Gerrit Vis had zijn belangen en inkomsten dus goed gespreid. Met de aankoop van een gedeelte van deze oliemolen kreeg Vis een nieuwe tak binnen zijn bedrijf en legt hiermee de basis voor meerdere firma’s Vis in de toekomst.
Garbrand Pietersz. Gorter was een van de oprichters van het olieslagerscontract. Deze collectieve verzekering werd op 14 juni 1727 opgericht en was speciaal bedoeld voor oliemolens. In het eerste OC konden alleen de goederen tegen brand worden verzekerd. De lading van de Jonge Prins werd op naam van Jan Luytjes van Duyn verzekerd bij het OC. In 1728 overlijdt Gorter en komen zijn twee molens op naam van zijn weduwe Aaltje Cornelis te staan. Niet lang hierna verkocht Aaltje Cornelis de Oranjeboom aan Gerrit Vis, die dan ook de resterende aandelen van “de Jonge Prins” kocht. Bij de oprichting van het OC voor opstallen, liet Vis de Jonge Prins en “de Oranjeboom” hierbij verzekeren.
Na het overlijden van Gerrit Vis in 1759, komen de beide oliemolens in bezit van Jan Dirksz. Vis, een neef van Gerrit Vis. Ook komt dan de oliemolen “de Oude Wolf” voor de firma Vis te werken. Later erft Jan Vis van zijn schoonvader Jan Stokvis, de oliemolens “de Zoeker”, “het Leven” en “het Zwarte Kalf”. Zelf kocht hij in 1764 de oliemolen “de Wind” er bij. Jan Vis overlijdt in 1792 waarna zijn bezit overging naar zijn zoon Dirck Jansz. Vis.
Dirck Vis overlijdt echter twee jaar na zijn vader, waardoor zijn 10 jarige zoon Jacob Vis eigenaar werd van het gehele bezit. Als hij meerderjarig is zet hij de zaken voort en laat de firma groeien. Het bezit werd uitgebreid met de Wormerveerder oliemolens “de Rode Wildeman” en “de Ram” en de op de Hemmes staande oliemolen “de Roggebloem”. Het Leven was in 1800 verbrand. Als hij trouwt neemt zijn vrouw nog drie pelmolens mee, “de Jonge Kuiper”, “de Wildeman” en “de Veering”, allen gelegen in Koog aan de Zaan. Na het overlijden van Jacob Vis in 1828, gaat zijn weduwe Aaltje van Bergen een compagnieschap aan met vier van haar zonen. In 1836 besluiten zij om ieder hun eigen weg te gaan en wordt het grote bezit van wijlen Jacob Vis verdeeld. Jacob Vis en Aaltje van Bergen hadden tien kinderen, die ieder een gelijk deel kregen. De vierde zoon van Jacob Vis, Klaas Vis, kreeg de oliemolens “de Jonge Prins” en “de Oude Wolf” toebedeeld.
In 1859 overleed Klaas Vis kinderloos. De Oude Wolf kwam toen weer in handen van de firma Jacob Vis. De Jonge Prins kwam in andere handen. De molen was 136 jaar in bezit geweest van de familie Vis.
De Jonge Prins blijft tot 1888 in bedrijf. Op 3 november van dat jaar werd de molen uit het OC geschreven en in december werd de Jonge Prins gesloopt. De westerschuur van de molen blijft echter bestaan en gaat dienst doen als opslagplaats. Vanaf 1932 biedt het huisvesting aan de kitfabriek van Wakker. Later werd het houtwerk vervangen door steen, maar het bintwerk van de houten molenschuur bleef overeind. Omstreeks 1995 verlaat Wakker Kitchemie de Kalverringdijk en komen de panden leeg te staan. In 2000 wordt het fabriekje gesloopt en verdwijnt de schuur van de Jonge Prins. Tijdens de sloop kwam nog een stukje van een houten roed te voorschijn.

Bronnen:
- “Duizend Zaanse Molens” P.Boorsma 1968 blz.137
- “Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 738-739/ 760
- “Het Olieslagerscontract” R.Couwenhoven 2002 blz. 51/ 107
- “Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
- “de Zaende” 4e jaargang 1949 blz. 261
- "1100 Zaanse Molens", Ron Couwenhoven 2015, blz. 148.

aanvullingen

trivia
De linoleumsnede van A.J.D. Veen staat in het boekje "Zaensche Molens", voorjaar 1945 als reclame uitgegeven door Wakker's Verfindustrie N.V. te Wormerveer.
Marcel Derkinderen, 4 okt. 2022.

De afbeelding is bijna zeker gebaseerd op de tekening van G. Mol (zie Allemolens).