Molen De Kogmeeuw (2e)/ De Schijtjager / De Kokmeeuw, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Kogmeeuw (2e)/ De Schijtjager / De Kokmeeuw
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01088 b
oude dbnr.
V1738
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 01088 b De Kogmeeuw (2e)/ De Schijtjager / De Kokmeeuw (Zaandam-Oost)
Foto:n.n.

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Aan de westkant van het schiereiland de Hemmes
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam B (1) 54 Klaas Jager, koopman
geo positie
X: 116287, Y: 497983
N: 52.46822, O: 4.81751

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Dubbel oliewerk
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
Vermoedelijk voldeed de oude Kogmeeuw niet aan de eisen van Jan Kee, want in 1747 liet hij de molen slopen en vervangen door een nieuwe. De eerste Kogmeeuw was een kleine molen, zijn opvolger was een grote achtkante bovenkruier, waarvan de kap in eerste instantie met hout bekleed was. De familie Kee hield haar molen lang binnen de familie, pas in 1794 kwam De Kogmeeuw in andere handen. Eerst was Jan Nan, en later zijn weduwe eigenaar van de Kogmeeuw, later behoorde de molen toe aan Claas de Jager, die ook de Zaandijker oliemolens “de Zwarte Ruiter” en “het Jonge Big” bezat. Na Claas de Jager werd de Kogmeeuw het eigendom van Klaas Csz. Honig. De vader van Klaas Honig, Cornelis Honig, was in de eerste helft van de negentiende eeuw olieslager met ruim 20 oliemolens.

Na het overlijden van Cornelis Honig in 1845 wordt zijn enorme molenbezit verdeeld. Een aantal molens komen onder beheer van Jacobus Kluyver, die was getrouwd met Machteltje Honig. Zoon Cornelis Honig kreeg 10 oliemolens toebedeeld en zoon Klaas Honig kreeg negen molens. Klaas Honig ging werken onder de firmanaam Claas Honig en Zonen. Hij bezat onder meer de volgende molens:”De Dood”, “Het Oude Bonte Kalf”, “de Wandelaar”, “de Windhond”, “de Jonker” en “Het Varken”. De Kogmeeuw was toen al zijn eigendom.
Tot 1873 houdt Honig de Kogmeeuw in bedrijf, waarna hij hem voor Fl.3400,- verkocht aan de firma Klaas Brat & Zonen, later K. en H. Brat uit Oostzaan.
Oorspronkelijk hield deze firma zich bezig met de productie van stijfsel. Verder was men eigenaar van de Oostzaner oliemolen “de Heining”. Later worden de zaken uitgebreid met de Oostzaandammer oliemolens “de Jager”, “de Brijpot” en “de Sint Willebrordus”. In 1876 gaan de beide broers, firmanten hun eigen weg en wordt de firma K. en H. Brat ontbonden. Hendrik Brat krijgt bij de verdeling van de eigendommen de Kogmeeuw toebedeeld, verder krijgt hij de oliemolen “de Jager” en de stijfselfabriek “de Anjer”. In 1880 koopt Hendrik Brat de kleine oliemolen “de Prolpot” die ook op de Hemmes stond.
In 1888 treden zijn drie zonen toe tot de firma die vanaf dan bekend staat als de v.o.f. Hendrik Brat & Zonen.
In 1892 wordt de buurman van “de Kogmeeuw”, de oliemolen “de Zeemeeuw” gekocht. Brat wil schijnbaar zijn molenzaken concentreren rond de Hemmes. In 1894 verkocht hij de Jager en verving deze door “de Roggebloem”, die ten oosten van “de Zeemeeuw” lag. Zo bezat de firma Brat dus vier oliemolens op de Hemmes, wat logistiek gezien natuurlijk fantastisch was. De firma Brat is een van de laatste firma’s die blijft vasthouden aan de windmolens. Waar andere olieslagers overstappen op stoom en hun molens afdanken, koopt de firma Brat in 1898 de oliemolen “de Jonker”, gelegen aan de Oostzijde en de Zaan, iets ten noorden van het spoorwegviaduct. De Jonker was in het bezit van de firma Klaas Brat & Zonen, die in dat jaar haar zaken liquideerde. Deze firmanten behoorden tot dezelfde familie.
Door de verouderde werkwijze in de stijfselfabriek “de Anjer”, die hierdoor niet meer rendabel is, moet de firma Brat haar in 1905 voor sloop verkopen. De zaken gaan nu bergafwaarts en één voor één moeten ook de molens er aan geloven. In 1904 was de Prolpot al verkocht en in 1905, werd naast “de Anjer” ook “de Zeemeeuw” verkocht. De andere twee molens bleven wat langer in bedrijf. De Roggebloem had omstreeks de eeuwwisseling het veld al geruimd. De Kogmeeuw blijft tot begin 1908 olie slaan. Op 30 mei van dat jaar wordt hij door Brat uit het OC geschreven en verkocht aan L.Melk uit Zaandam. Deze probeert om de molen te verkopen, een advertentie uit het blad “de Molenaar” van 6 oktober 1909 luidde:”Een in volle werking zijnde oliemolen, in zijn geheel of gedeeltelijk, ook geschikt tot overplaatsing, 81 voet vlucht, 1 ijzeren as, 1 ijzeren roe en 1 houten roe”. Of deze advertentie een koper heeft opgeleverd is onbekend, wel weten we dat de Kogmeeuw nog in dezelfde maand werd gesloopt.
De schuur van de molen blijft echter staan en hier tegenaan wordt een stenen veevoederfabriekje gebouwd dat de naam “Drente” kreeg. Op 29 januari 1921 brandde dit fabriekje af, maar de schuur van de Kogmeeuw bleef behouden. Later kwam de motorenwerkplaats van Kramer in de panden. In dit gebouwtje bevindt zich tot op de dag van vandaag (17 nov. 2003) een gedeelte van de schuur van de Kogmeeuw.

In het lijf van de molen hing tot ongeveer de eeuwwisseling een geschilderd naambord, met daarop een afbeelding van een kokmeeuw.
Over zijn bijnaam “de Schijtjager” schrijft Pieter Boorsma in zijn boek “Zaanse Windmolens”: ”Op z’n Zaansch heette hij Kogmieuw, maar de molen had ook een scheldnaam, deze luidde: de Schijtjager, een woord dat nu niet meer gehoord wordt; niet alleen omdat de molen niet meer bestaat, maar in hoofdzaak omdat de schijtjagertjes uit de mode zijn. Een Schijtjagertje was een jas met korte panden, zoo genoemd in tegenstelling met b.v. de stalenpen, jas in rokmodel waarvan de panden zeer lang waren en smal toeliepen, evenals een pennepunt. Het niet verbrande restje, in den kop der tabakspijp, werd ook schijtjagertje genoemd”. Waarom de Kogmeeuw deze scheldnaam droeg wordt niet vermeld.

Bronnen:
“de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 136
“de Zaende” 4e jaargang 1949 blz. 298
“de Windbrief” 11e jaargang 1982 nr.38 artikel T.Neuhaus over de familie Brat (uitg. Ver. De Zaanse Molen)
“de Windbrief” 11e jaargang 1982 nr.40 artikel T.Neuhaus over de familie Brat (uitg. Ver. De Zaanse Molen)
“Het Olieslagerscontract” R.Couwenhoven 2002 blz.50, 105
“Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
“Duizend Zaanse Molens” P.Boorsma 1968 blz.135
“Zaanse Windmolens” P.Boorsma 1939 blz.106-107
F. Rol
-----

In 1747 werd de verzekering in het Olieslagerscontract aangepast en aanzienlijk verhoogd van 2500 naar 3000 gulden. Daar is mijn mening op gebaseerd dat er toen nieuwbouw werd gepleegd. Er waren in dat jaar geen andere spectaculaire verhogingen van verzekerde bedragen en de meeste dubbele oliemolens stonden toen op 3000 gulden. Er moeten dus grondige veranderingen zijn aangebracht. In het windpachtregister stond De Kogmeeuw op ƒ 1,50. In 1728 werd er aangetekend dat het om een hennepklopper ging, maar dat moest uiteraard aan hennepkoeksmolen zijn. Dus een oliemolen met een enkelslagwerk. Het ging toen om een kleine molen, waarin voor 1727 een dubbel oliewerk werd geplaatst. Maar windpachten werden nooit aangepast. Dus ook de later gebouwde molen bleef op ƒ 1,50 staan.
Ron Couwenhoven, 7 dec. 2018.

aanvullingen

trivia
Het houten dek van de kap werd omstreeks 1885 vervangen door riet.

De nieuw gebouwde Kogmeeuw bezat zoals Boorsma ook al schrijft een bijzonder fraaie “lijn”. Het achtkant van de molen was door zijn perfecte uitbrekers van een bijzondere schoonheid.

De onderste foto dateert van oktober 1909, van links naar rechts zijn de volgende molens te zien:"het Pinksternakel", "het Zwarte Kalf", "de Kogmeeuw", "de Zaadzaaier", "de Zeemeeuw", "de Prolpot", "de Poelsnip", "de Oude Zwan", "de Roggebloem" en "de Oranjeboom".
-----

De Tijd, 9 juli 1904:
"Te Zaandam trof den 59-jarigen knecht W. Huisman aan den molen de Kogmeeuw van de firma H. Brat en Zonen, staande in den polder De Hemmes, het ongeluk door de kamraderen te worden gegrepen, waardoor hem het hoofd geheel verbrijzeld werd en hij weldra overleed. Hij was sedert 44 jaar bij de firma in dienst."
Caroline Schaeffer, 27 mei 2021.