De molen is in 1735 geheel verbrand, een jaar later werd hij weer herbouwd.
Amsterdamse Courant, 17 september 1735:
"Op woensdag den 28 september, des voormiddags ten 9 uuren zal men op den dorpe te Camerik publyk aenbesteden, de Leverantien en het maken van een nieuwe Agtkante WATER-MOLEN."
Laatste molenaar was W. van den Wijngaard. De bemaling van de polder werd overgenomen door het stoomgemaal van Teckop.
Het waterschap Klein-Houtdijk ging na sloop van de molen mede gebruik maken van het stoomgemaal van Teckop (overeenkomst gesloten in 1913) Het waterschap Klein-Houdijk trad in 1960-er jaren toe tot de bemalingskring Gerverscop.
Frank van Rooijen, 19 november 2012.
Woerdensch Weekblad, 20 maart 1959:
"Molenaarsfamilie van den Wijngaard
Van den Wijngaard wist zich nog goed te herinneren dat zijn grootvader, Jacobus van den Wijngaard, molenaar in de polder Haanwijk was geweest. Maar omstreeks 1825 is deze naar de molen in Lange Linschoten gegaan, in de polder Snelrewaard in Zuid-Linschoten. Dat was een goede vooruitgang.
Niet alleen was de polder die hij nu moest bemalen vijf maal zo groot als Haanwijk, maar ook de molen was veel mooier. In plaats van de wipmolen in Haanwijk, (thans windmotor), kreeg hij een pracht van een achtkanter, met een vlucht van 121 voet. Het was de grootste watermolen van heel Rijnland.
Op deze molen bracht hij zeven zoons en vijf dochters groot.
Enkele zoons van hem zijn later ook molenaar geworden. Eén in Bonrepas, één in IJsselstein, Willem, nog één in Papekop en Diemerbroek (bij 't Vinkje), Henk, en tenslotte Teunis, die in 1847 tegen een jaarwedde van ƒ 60,- werd aangesteld als molenaar van de 186ha grote polder de Klein Houdijk. Dat hij een goed molenaar was, bleek wel uit het feit dat hij later twintig gulden opslag kreeg. Dus verdiende hij tachtig gulden per jaar."