Molen Eerstegang bovenmolen (nr. 3), Purmer

Purmer, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Eerstegang bovenmolen (nr. 3)
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01056 k
oude dbnr.
V6391
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Purmer
plaatsaanduiding
aan de oostelijke Purmerdijk
gemeente
Edam-Volendam, Noord-Holland
streek
De Purmer
kadastrale aanduiding 1811-1832
Edam E (2) 85 Het Dijksbestuur van de Purmer
geo positie
X: 131182, Y: 501616
N: 52.50172, O: 5.03644

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Scheprad 6 m Ø, 33 cm breed
Vanaf 1835 vijzel 1,85 m Ø
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
binnenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
24,36 m
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
afgebroken
geschiedenis
Deze molen(gang)

In 1655 was de molenaar Simon Dircksz, in 1814 Klaas Ton (ovl. 1843).

De molen is verdwenen in 1880, na de bouw van het stoomgemaal aan de noordelijke Purmerdijk. Op 14 mei 1880 werd hij voor ƒ 817,= op afbraak verkocht aan C. Blankevoort te Monnickendam.


De droogmaking van de Purmer

De stad Edam vroeg in 1607 al toestemming aan de Staten van Hollandt ende Westvrieslandt om het meer droog te malen. Hoewel de Staten geen beslissing namen gingen Edam en Monnickendam toch aan de slag met hun voorbereidingen. Zo werden er grondmonsters genomen van de bodem, werden de plaatsen bepaald waar de molens moesten komen te staan en moesten peilingen gedaan worden. In 1612 kochten de twee steden de heerlijkheid Purmerland en Ilpendam aan zodat niemand meer buiten hen om, rechten op de Purmer kon claimen.

In 1611 vroegen de welgestelde Amsterdamse heren Dirck van Os en Arent ten Grotenhuijs aan de Staten toestemming om de Purmer droog te malen. In 1612 vroegen beide partijen samen nogmaals toestemming aan de Staten om de Purmer droog te maken. Van de zijde van stad Alkmaar (scheepvaart), het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen (afwatering) en vissers uit diverse omliggende dorpen bestonden grote bezwaren tegen deze droogmakerij, waardoor de afhandeling van het verzoek werd vertraagd. Pas in 1617 verleenden de Staten van Holland toestemming, waarbij rekening werd gehouden met de ingediende bezwaren.

In 1618 werd de bedijking begonnen en in 1620 konden de eerste molens worden gebouwd. Direct onder Edam kwam een gang van drie molens te staan en even zuidelijker nog een tweede van gelijke omvang, Verder twee gangen onder Monnickendam en eentje onder Purmerend.

Op 29 oktober was de ringdijk gereed. Claes van Delft onderzocht vooraf de ondergrond waarop de molens zouden komen te staan, waarna hij 558 masten voor het heien liet bezorgen. Vervolgens werden de molenkolken uitgegraven, waarvoor drie man negentien dagen nodig hadden. Het heien van de funderingen werd uitgevoerd door Thade Hettes en Pieter Jansz Cramer. De molens werden in vijf gangen geplaatst, waarbij ze elkaar het water toemaalden. Zo kon de beperkte opvoerhoogte van een molen worden verveelvoudigd, hetgeen ook nodig was om het niet ondiepe meer droog te kunnen malen.

Als eerste werden vier middel- en vier bovenmolens gebouwd, die elkaar het water gingen toemalen. Hiervoor werd in mei 1620 betaald en in oktober volgden betalingen voor de vier bijbehorende ondermolens en nog een gang van twee. Voor de vijfde ondermolen, die de laatste driegang compleet maakte, werd in januari 1621 betaald.

Als bouwers en aannemingssom van deze molens werden vermeld:
middelmolens:
Pieter Jan Stijnes (De Rijp) ƒ 2650,=
Claes Garbrantsz (Hoorn) ƒ 2625,=
Lenart Willems van der Borden (Overschie) ƒ 2624,=
Jan Adriaensz Leechwater (De Rijp) ƒ 2633,=
(oktober)Reijner Ernst (Hoorn) ƒ 2630,=

bovenmolens:
Reijner Ernst (Hoorn) ƒ 2546,=
Simon Cornelisz (Delft) ƒ 2538,=
Cornelis Simonsz (Delft) ƒ 2520,=
Abraham Bartelsz (Hoorn) ƒ 2535,=
(oktober)Adriaen Jacobsz (Edam) ƒ 2631,=

ondermolens:
Abraham Bartelsz (Hoorn) ƒ 2740,=
Claes Garbrantsz (Hoorn) ƒ 2735,=
Simon Cornelisz (Delft) ƒ 2725,=
Adolph Cornelisz (Delft) ƒ 2750,=
(januari)Jan Huijbertsz (Beets) ƒ 2720,=

Aan het einde van 1620 waren Ariaen Lourensz en IJsbrant Claes "oppermolenaers" en maalden zij met twee assistenten reeds water uit de polder(5). Voor het onderhoud van de molens werd mr. timmerman Jan Jansz aangesteld(6). Na ruim een jaar van bemalen viel de Purmer in 1622 droog en werd de polder verkaveld.

Er kwamen vanwege de hoogteverschillen drie verschillende onderpolders in de Purmer met elk een eigen waterpeil. De molens van de eerste gang onder Edam bemaalden de zogenaamde Edammer of Kleine Polder, de tweede gang stond in de Groote Polder, en het zuidelijke deel was de Monnickendammer Polder.
De molens van de Verzette Gang stonden tijdens de droogmaking van de Purmer eerst bij de oostelijke ringdijk noordelijk van het Stinkevuil. Omdat de polder niet goed droog gehouden kon worden, besloot het polderbestuur op 6 juli 1627 de molens te laten onderzoeken door drie molenmakers. Als gevolg hiervan werden drie molens verzet van de oostelijke naar de westelijke ringdijk.

De molens hadden een vlucht van 24,36 m. De schepraderen maten 6 m en hadden een schoepbreedte van 33 cm. In 1655 liet men bij de zuidelijke gang onder Edam nog een extra ondermolen bouwen (nr. 7). In de nieuwe ontstane situatie moesten zowel de vijfde als de zesde molen worden opgehoogd om de molens op elkaar te laten aansluiten. De nieuwe molen werd door molenmaker Adriaen Jansz Niengh uit Hoorn voor ƒ 3210,= gebouwd.

In de Kleine Polder waren er voor de onderbemaling later door ingelanden ook zes kleine molentjes in gebruik voor de onderbemaling, in de Grote Polder 22 kleine watermolentjes. In 1905 waren er nog vijf kleine molentjes.

Door de invoering van vijzelbemaling (vijzels 1,85 m diam.) tussen 1834 en 1841 verdwenen diverse molens. Volgens de Purmerender Courant van 21 april 1872 besteedde het polderbestuur pas op woensdag 24 april 1872 aan: het reconstrueren van Molen No. 7, van Scheprad tot Vijzelmolen. In 1877-1878 werd voor het noordelijke poldergedeelte een stoomgemaal gebouwd. Hierdoor verdween de windbemaling in de Kleine Polder.

De overgebleven 3 molens onder Edam die de Groote Polder bemaalden, werden in 1908 overbodig toen in het bestaande stoomgemaal een tweede stoommachine werd geplaatst.

Op 24 april 1909 werd in het Heerenlogement te Edam door Dijkgraaf en Heemraden een openbare verkoping gehouden, waarbij acht vijzelmolens en een schepradmolen te koop waren. Twee molens bij Edam werden gekocht door W. Klok uit Blokker voor respectievelijk ƒ 740,= en ƒ 590,=. De derde molen ging naar G. van de Weg in Dordrecht (ƒ 660,=) en de andere molens werden door de fa. J. de Boer en Zonen te Oostzaan gekocht. Volgens het kadaster waren de molens onder Edam al in het najaar verdwenen.

Vermoedelijk werd een stel Potroeden hergebruikt in de korenmolen Adam in Delfzijl (Tenbruggencatenummer 06413).

Bronnen:
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", Mr. G. de Vries Azn., 1864.
- "Molens van Edam" door D.M. Bunskoeke, 1999.
- "De Verzette Gang", art. door Jos van der Lee in "De Hofbrug", Oudheidkundige Vereniging Ilpendam, sept. 2019.
nog waarneembaar

aanvullingen

trivia
Eerstegang bovenmolen, van de Edammer- of Kleine polder

Foto 4: de plek waar de molen gestaan heeft is nog steeds goed herkenbaar aan de brede en hoge plek in de onderdijk, waarin ongetwijfeld de fundamenten nog begraven liggen.

In het Waterlands Archief (zoek op "molens", in Plaats/Gebied "Purmer") zijn tientallen foto's van de Purmer molens bewaard gebleven, helaas is bij de meeste niet bekend om welke molen(s) het precies gaat.
-----

In een advertentie in de Purmerender Courant van 15 juli 1883 vroeg het polderbestuur een opvolger voor de eervol ontslagen watermolenaar K. Band. "Eene jaarwedde van ƒ 120,=, vrije woning en vrijdom van 's Rijks Personeele belasting".

Advertentie Purmerender Courant 21 sept. 1884:
"Sollicitanten worden opgeroepen voor de betrekking van molenaar aan Molen no. 9. Belangstellenden kunnen zich 26 September e.k. aanmelden bij den Dijkgraaf D.F. Pont.
Edam, 19 September 1884."

Purmerender Courant 22 januari 1888:
"De twee oudste kinderen van den watermolenaar Rijkenberg, aan den PURMERDIJK woonachtig, zijn door het ijs op de Ringvaart gezakt en verdronken."