Op 30 maart 1844 zonden vader en zoon Sijmen Kater Corneliszoon en Cornelis Kater Sijmenszoon uit Monnickendam samen met Boudewijn Bakker Muller uit Broek in Waterland een brief aan het gemeentebestuur van Monnickendam, met plannen en het verzoek om goedkeuring voor het bedijken en droogmaken van de Noordmeer en de Monnikenmeer, beide afzonderlijk, totaal ca. 180 ha. Het gemeentebestuur ging in 1844 akkoord, maar een concessie werd niet verleend omdat de kosten niet rendabel werden geacht en Broek in Waterland bezwaren had.
Op 18 augustus 1846 verzocht C. Kater Czn., aannemer te Monnickendam, concessie voor een nieuw plan van 600 ha, waarbij beide meren gezamenlijk bedijkt zouden worden, met insluiting van een groot deel te vervenen oud land. Hij plande drie vijzelmolens, bij de Dijksbrug, bij de Wiltsloot en bij Groot Overleek. Er rezen echter bezwaren tegen de vervening, over de locaties van de molens, over de insluiting van Klein en Groot Overleek en over waterberging van het Hoogheemraadschap Waterland. Na diverse wijzigingen ontvingen C. Kater Czn. en zijn compagnon F. Kater Czn. op 11 april 1847 de gevraagde concessie. De Katers moesten hun plannen echter opgeven vanwege moeizame onderhandelingen met de oude grondeigenaren, en de concessie verviel.
Daarna verenigden de gemeentebesturen van Monnickendam en Broek in Waterland zich om de droogmaking van de Monnikenmeer alsnog te realiseren, en 31 augustus 1854 vroegen ze aan de Commissaris van de Koning toestemming om hiervoor plannen te laten maken. Na het verkrijgen hiervan werden ingenieurs aangesteld. De concessie werd echter geweigerd op financiële gronden, Broek in Waterland zag er geen gat meer in en wilde hun helft van het plan verkopen aan Monnickendam, waar men uiteindelijk 16 maart 1859 besloot er toch maar vanaf te zien en gemaakte kosten voor lief te nemen.
28 februari 1863 kwamen enkele Monnickendammers bijeen, die toch weer het initiatief tot droogmaking wilden nemen. De Monnickendamse aannemer van publieke werken C. Blankevoort kreeg onder voorwaarden toestemming voor het uitmalen op de Waterlandse boezem, 16 februari 1863 ging Monnickendam akkoord en 28 februari 1863 Broek in Waterland, terwijl beiden ook water en ondergrond aan de droogmakers afstonden. Ingenieur W.M. van de Poll maakte een plan voor de bedijking, opzichter van het Hoogheemraadschap Waterland en tevens stadsarchitect J. van Leeuwen maakte het bestek voor de te bouwen molen en zijn collega D. Kooij voor het aardwerk.
Bij Zr. Ms. besluit van 29 mei 1863 no. 64 werd concessie verleend tot indijking en droogmaking van het Monnikenmeer in de onmiddellijke nabijheid van Monnickendam.
1 juni 1863 werd met de uitvoering der werken een aanvang gemaakt. De molen kostte ƒ 23.000, en kreeg een houten onderbouw en een stenen fundering. C. Blankevoort leverde riga grenen roeden.
Februari 1864 was de bedijking voltooid, augustus 1864 werden al percelen koolzaad ingezaaid.
Advertentieblad, 25 aug. 1911:
"In den Monnikmeerpolder, nabij Monnikendam, heeft men de watermolen van zijne wieken beroofd en in den romp van den molen een motor geplaatst. ook zullen de beide watermolens van den polder Katwolde eerstdaags worden vervangen door twee motorinrichtingen." (J. de Vries, 20 maart 2010)
Na de afbraak in september 1911 werd op de fundering een stenen gemaaltje gebouwd. Een ruwoliedieselmotor van 36/40 pk dreef een centrifugaalpomp aan.
Het nog resterende gebouw van dat gemaaltje is eigendom van dhr. H.J. Bos.
Bronnen onder meer:
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", Mr. G. de Vries Azn., 1864.
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", derde uitgaaf, D. Kooiman, 1936.
- "De geschiedenis van Waterland", H.P. Moelker, 1987.
Voor meer informatie zie Bouwkundige bijdragen uit 1867. Beschrijving van de polder en de molen op pag. 1 t/m 10, dwarsdoorsnede op pag. 80.
nog waarneembaar
Molenfundering met achtkant gemaal erop gebouwd, thans woonhuis.
Deze molenromp wordt ook wel toegewezen aan de plaats Broek in Waterland. De plaatsnaamgrens ligt sinds 25 juli 1959 in de ringvaart, de locatie valt tegenwoordig dus onder Monnickendam.
NB Alleen de fundering (vh. onder het maaiveld) is dus een molenrestant! Het huidige achtkante gebouwtje er bovenop werd pas gebouwd na de sloop van de molen. Daarmee valt deze locatie onder onze definitie van verdwenen molens, wel vermelden we onder Nog waarneembaar dat er nog iets zichtbaar is.
Ik hoorde van de eigenaar, boer Bos dat het molenrestant op de nominatie staat om gesloopt te worden i.v.m. ernstige verzakking van de fundamenten. Toestemming van de gemeente is al gegeven, het wachten is op de bouwvergunning voor een vervangend gebouw.
Peter Heeremans, 12 mei 2020.