Molen van Reitzema / Nanninga's molen, Uithuizen

geschiedenis

toestand

verdwenen

bouwjaar

1819

verdwenen

1904

verbrand

geschiedenis

Opdrachtgevers waren de gebroeders Nanninga.
Op het grote erf werden woningen gebouwd voor het personeel, bedrijfsschuren en een woonhuis voor de eigenaren.
Aan de oost- en zuidzijde van het terrein was een brede gracht, die uitmondde in het Boterdiep.
Gegevens uit 1831:
75 voet vlucht, met 3 sleden en 6 stampers, 2 heien, 2 bakken samen 150 aam.
Eigenaren:
1819 Derk H. Nanninga, tevens burgemeester, en zijn broer Cornelis D. H. Nanninga (1790-1857).
Na de dood in 1860 van D.H. Nanninga verkreeg diens zoon Bernard Nanninga (1825-1866), gehuwd met M. Antje Sekels Bennema, het aandeel van de vader.
In 1866, na de dood van Bernard Nanninga, staat het bedrijf op naam van de weduwe B. Nanninga-Bennema.
Het huwelijk was kinderloos en na de dood van de weduwe verkochten de erven het bedrijf aan Kornelis Jacobs Reitzema, op wiens naam de molen in 1886 staat.
In 1897 liet K. J. Reitzema een stoommachine bij de molen plaatsen, zodat hij niet meer geheel afhankelijk van de wind was.
De windmolen bleef intact, totdat deze op 16 april 1904 door blikseminslag werd getroffen en met een deel van de bedrijfspanden afbrandde. Dit betekende in feite de genadeslag voor het eens zo bloeiende bedrijf.
De gebroeders Fokkens zetten de houtzagerij op kleinere schaal voort aan de Burgemeester Nanningastraat.
Op een deel van het molenerf werd tussen 1917 en 1921 de melkfabriek gebouwd. De drie bij de brand op 16 april 1904 behouden woningen, alsmede het grote, wit bepleisterde woonhuis met schuur zijn in 1976 afgebroken en de gracht rond het terrein is in 1977 gedempt, alles ten behoeve van dorpsuitbreiding in het plan Molenerf. Het vroeger glooiende terrein deed denken aan een restant van een schoorwal of kleine wierde in de trant van de voormalige Grote Wierde bij de Menkemaborg.
tekst: Bob Poppen