De nog overgebleven romp is de vroegere ondermolen van de oostelijke gang. In 1923 werd de molen gedeeltelijk gesloopt en verbouwd tot woning.
De Schagerwaard of Witsmeer
Bij decreet van het Hof van Holland van 1607 werd het Witsmeer of de Schagerwaard, liggende in de heerlijkheid van Harenkarspel, door de schuldeisers van Graaf Lamoraal van Egmond verkocht. Vermits de visserij in het meer weinig opbracht, besloten kopers het te bedijken en droog te maken, waartoe zij op 10 mei 1630 door de Staten werden geoctrooieerd. De verkaveling vond plaats op 26 februari 1631.
Ten behoeve van de scheepvaart op Schagen werd, van het noorden naar het zuiden, midden door de polder, een brede vaart gegraven, aan weerszijden bedijkt en bij de ringsloot afgesloten door het Schagerverlaat. Hierdoor was de polder in de Westermeer (245 ha) en de Oostermeer (220 ha) gescheiden, die ieder afzonderlijk werden bemalen door een gang molens.
De molens van de Schagerwaard bemaalden via een duiker tevens ruim 3½ ha van de Slikvenpolder.
Volgens De Vries 1864 had de Westermeer toen twee vijzelmolens, en de Oostermeer twee schepradmolens, de laatste werden in 1864 ook vervijzeld.
"Het stoomgemaal [in het westelijke deel], in 1879 gesticht, heeft één Cornwall-ketel van 50 vierkante M. verwarmingsoppervlak. De horizontaal liggende machine van lagen druk brengt eene vijzel in beweging van 2 M. middellijn, die 80 kubieke M. water per minuut kan opbrengen.
De gang molens [in het oostelijke deel] bestaat uit 2 windvijzelmolens van 24.50 M. vlucht, werkende ieder met eene vijzel van 2 M. middellijn. De bemaling geschiedt op de ringsloot, dat is Raaksmaatsboezem."
Bron: "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", tweede uitgaaf, Jhr. Mr. J.W.M. Schorer, 1894.
Op de waterstaatskaart van 1901 staan bij de kruising van de Middenweg en de Schagervaart grondduikers aangegeven, die beide polderdelen met elkaar verbonden. De polder was toen verenigd en mat 537 ha.
In 1936 geschiedde de bemaling van de door een duiker onder de Schagersloot weer aaneengesloten Schagerwaard door een windmotorinstallatie met twee vijzels (Molendatabase.net dbnr. 1190), en een stoomgemaal (horizontale stoommachine van 45 i.pk gekoppeld aan een vijzel), beide geplaatst in het westelijk deel van de polder. Waarschijnlijk door de uitvoering van het NH kanalenplan begin 1940-er jaren was het kanaal door de Schagerwaard niet meer nodig.
De nog overgebleven romp is de vroegere ondermolen van de oostelijke gang.
Bronnen:
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", Mr. G. de Vries Azn., 1864.
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", derde uitgaaf, D. Kooiman, 1936.
-----
Op diverse oude kaarten staan beide molengangen afgebeeld met drie molens. In geen enkele andere bron hebben wij die derde trap aangetroffen. Op de kaart behorende bij het octrooi van 1630/1631 (*) staan tweegangen aangegeven, evenals op de kadasterkaart 1811-1832. Wel duidt de onlogische opstelling van de molens (zoals nog steeds zichtbaar bij het restant: helemaal naast de tocht, en dan het scheprad ook nog aan de andere kant) erop dat er in de loop der tijd e.e.a. aangepast is.
Red.
-----
Na de drooglegging van de Schagerwaard werden al snel 2 molens gebouwd. Op de kaart van Johannes Dou staat slechts 1 molen afgebeeld, maar deze kaart van 1651/54 laat een situatie zien van in ieder geval voor 1646. Mogelijk werd oorspronkelijk aan 1 molen gedacht. Na 1646 stonden er in ieder geval 2 molens ten oosten van de sluis. Op een kaart van G.P. Clooster uit vermoedelijk 1652 (coll. Hingman 2504 ?) staan nog steeds 2 molens, met een huisje ertussenin.
Omdat de lage gronden van de Schagerwaard beneden de 6 voeten diep lagen, waren de bedijkers genoodzaakt geweest (zoals zij bij een verlenging van het octrooi in 1646 meldden), om tegen het hoge buitenwater te kunnen opmalen, op elk gedeelte van de Schagerwaard twee grote achtkante watermolens met dubbelgaand werk neer te zetten. Op een gegeven moment moesten deze molens worden veranderd van watermolens met dubbelgaand werk in watermolens met enkelgaand werk, hetgeen hun 33 tot 34 duizend gulden heeft gekost. Dubbelgaand of enkelgaand is een verschil in overbrenging van de hoofdas naar het rad (19e eeuw vijzel). Een andere overbrenging dus. In dit geval waarschijnlijk om de capaciteit nog meer te verhogen, gezien de diepte van de Schagerwaard en het al toevoegen van een derde molen.
Daarbij moet nog rekening worden gehouden met het dagelijks onderhoud van de molens, dat ook het nodige gekost zal hebben. Daarnaast moesten de bedijkers meebetalen aan de bouw en het onderhoud van de strijkmolens van de Heerhugowaard. Voor de bouw van die strijkmolens betaalde men een eenmalige som van drieduizend gulden. Voor het onderhoud betaalde men vierhonderd gulden per jaar.
(*) De 19e eeuwse kaart: Beeldbank Alkmaar PR 1005095 staat vol met fouten betreffende de bebouwing. Er is hierin geprobeerd een combinatie te maken van oud en nieuw getekende objecten op basis van een eerdere kaart(en). Voor het lokaliseren van molens daarom ook niet betrouwbaar.
Bron ondermeer: Zicht op Harencarspel nr. 9.
John Lunsen/ Marianne Teunis, 6 sept. 2011.