Molen De Theele meule, Beesel

Beesel, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
De Theele meule
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
00214
oude dbnr.
V2090
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 00214 De Theele meule (Beesel)
Foto: uit collectie Marc Crins, rond 1935

locatie

plaats
Beesel
plaatsaanduiding
Meuleberg
gemeente
Beesel, Limburg
streek
Noord-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Beesel A (2) 271 J.Fr. Janssen, molenaar
geo positie
X: 200660, Y: 364742
N: 51.27015, O: 6.04148

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante ondertoren
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
vlucht
ca. 25 m
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
circa
verdwenen
afgebroken
geschiedenis
De standaardmolen van Beesel stond aan de noordzijde van het dorp in de buurtschap ‘t Kampke.
Hij werd ook wel de kasteelmolen genoemd, een naam, die veel later met het kasteel in verband werd gebracht.
In het begin van de 19e eeuw stond de molen eenzaam in het Vrije veld. Een toponiem voor de buurt was er niet, zodat de buurt later naar de molen werd genoemd, namelijk “de meuleberg’. Twee belangrijke koopmannen in Midden-Limburg, Henri Janssen uit Beesel en Antoine Burghoff uit Roermond kregen van de Franse Prefect in 1799 toestemming voor de bouw van de molen.’
De oudste insnijding in de molen vermeldde het jaar 1793. Mogelijk, dat hij van elders werd overgeplaatst. Waarschijnlijker is echter, dat de molenmaker met de bouw op zijn werf was begonnen en de werkzaamheden heeft stilgelegd, toen in de onrustige jaren 1793-1794 het Franse republikeinse leger langs de Maas noord- en oostwaarts trok. In de Franse Tijd werd een nieuwe, vergunning voor de bouw gevraagd, die aan burgers meestal niet werd onthouden. In de vergunningsaanvraag werd de molen een aantal functies toebedeeld, die voor een standaardmolen nogal omvangrijk waren.
Met twee of drie koppel stenen, meer plaatsruimte was er niet, waren de mogelijkheden beperkt.

De aanvraag vermeldde het malen van tarwe, rogge, mout, boekweit, looi en een aantal soorten verf hout, zoals Provincehout (blauwhout of campêchehout), geelhout (Braziliehout) en fernambock (fernambuk- of roodhout). Verfpoeder van deze houtsoorten werd voornamelijk door de linnen- en volnijverheid afgenomen voor het verven van garens en lakens. De maalprodukten van deze houtsoorten hebben verschilende kleuren. Bij het malen en zeven moesten dan ook ongewenste kleurvermengingen worden vermeden. Bovendien was het ontoelaatbaar, dat de verfstof bij consumptiemeel voor mens en dier terechtkwam. De aanvragers zullen voor hun molen meer functies hebben opgegeven dan nodig was. zodat vrijblijvend een keuze kon worden gemaakt. Het is echter niet uitgesloten dat zij een ander type molen wilden laten bouwen. Voor het malen van looi- of eikeschors was een maalinrichting met aparte voorzieningen nodig. die vrijwel voor geen andere doeleinden kon worden gebruikt. Verfhout kon met de algemeen gebruikelijke blauwe molenstenen worden gemalen. Het hout, dat in stammetjes werd aangevoerd, moest eerst verkleind worden tot spaandertjes. Dit kon door thuiswerkers met de hand gebeuren. In verf molens vond het op een snijbank plaats. die voorzien was van draaiende beitels of messen, of door stampers voorzien van beitels. In deze molens werden de spaandertjes door rollende kantstenen van een kollergang gemalen. Voor iedere kleur werd een aparte kollergang gebruikt. Het malen met kantstenen leverde een fijn zacht produkt op. Het maalprodukt van iedere kleur werd met een afzonderlijke buil gezeefd. Het verfpoeder. dat door de zijdebespanning viel, werd verzameld en in houten vaten opgeslagen. In verfmolens werd ook gebruik gemaakt van maalstenen. Industriële verfmolens hadden drie of meer kollergangen en één of twee koppel maalstenen. Gebruikelijk waren blauwe Duitse stenen voorzien van een scherpsel met tamelijk brede kerven en scherpe snijkanten. Het maalprodukt moest uit fijne zachte vezeltjes bestaan. Bij het malen was een sterke wind nodig. zodat de loper een grote snelheid had en goed kon worden bijgehouden, dat wil zeggen. de maalstenen moesten zo dicht mogelijk op elkaar draaien. Als de molen te langzaam draaide en de loper gelicht moest worden, werd het maalprodukt minder fijn. Maalstenen en builen werden door schotten afgeschermd om geurverontreiniging te voorkomen. Of de forse Beeselse gesloten standaardmolen verfhout heeft gemalen, is niet bekend. Het was in Limburg een zeldzame nijverheidstak. Vrijwel ieder dorp had echter in de 19e eeuw één of meer blauwververijen. Blauw was een kleur, die algemeen voorkwam. Een afzetgebied voor de kleurstof blauwhout of provinciehout moet er ongetwijfeld zijn geweest. 1-Jet was veel goedkoper dan de kleurstof indigo, afkomstig van de bladeren van een tropische plant, maar daarvan was de kleurechtheid beter.

In 1840 kreeg baron de Liedl de Well toestemming van het provinciaal bestuur voor de bouw van een windmolen in Beesel. De bouw daarvan is niet doorgegaan. Het zou nog vijftig jaar duren voordat een tweede windmolen in Beesel werd gebouwd. De standaardmolen vererfde in de familie Janssen. In Beesel kwam een groot aantal families Janssen voor, meest welgestelde ingezetenen. Hun leden waren koopman, brander, landbouwer, brouwer, burgemeester en molenaar. De eerder genoemde Henri Janssen maakte deel uit van een compagnie te Roermond, die de watermolens op de Roer bij een Openbare verkoop in de Franse Tijd in eigendom kreeg.
In 1843 was Jan Frans Janssen, molenaar in Beesel, eigenaar van de standaardmolen.
Na zijn overlijden vond in 1854 een deling van zijn nalatenschap plaats, die ongeveer uit 80 eigendommen bestond. Van de zeven erfgenamen waren de volgende personen de belangrijkste: Jan Willem Janssen, koopman en molenaar in Beesel; Jan Hendrik, die burgemeester van Helden was en Johannes Theodorus Petrus Hubertus, professor aan het gebleven erfgenamen een nieuwe deling plaats. Molenaar bleef Jan Willem Lambert.
In 1893 verkochten de erven Janssen de windmolen aan Godfried Joseph Theelen, die toen pachter en molenaar van de standaardmolen was. De molen bleef vervolgens een halve eeuw in de familie Theelen.
Na boedelscheiding in 1924 werd de landbouwer Henri Theeien eigenaar, molenaar Hubert werd mede-eigenaar.
In 1933 werd Hubert uitgekocht en was Henri alleeneigenaar. Hij verhuurde de molen van 1933-1940 aan de familie Cuypers van de windmolen ‘De Grauwe Beer”. De Gebr. Cuypers hadden in Beesel een goed gemaal. In het drukke seizoen hadden zij twee windmolens met een hulp-gemaal in gebruik. In zulke perioden was ook hun zuster Miet op een van de molens werkzaam. Zij kon de molen even goed bedienen als haar broers. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was de standaardmolen buiten gebruik.
Tijdens Britse artilleriebeschietingen vanaf de westelijk Maasoever, voor en na 25 november 1944, liep de standaardmolen aan de trapzijde aanzienlijke schade op. Het was een forse molen met een fraai gevormde kap, die op een gesloten achtkante voet stond. De borst was gedekt met gepotdekselde planken in visgraatverband. De plaatsing van het luiwerk aan de trapzijde precies boven de molendeur was merkwaardig en onpraktisch. Op de molen lagen twee koppel stenen, waarvan een koppel op de achtermolen en een koppel op de voormolen.
In 1946 verkocht Henri Theelen de zwaar beschadigde molen met bouwland. huis, schuur, stal en erf aan de land-bouwer Hendrikus Hubertus Josephus Maria Heidens uit Beesel. De molen werd niet meer hersteld.
In 1950 werd hij afgebroken.

Informatie van Marc Crins, 1 juni 2005

aanvullingen

trivia
NB De aangegeven locatie is een schatting naar de TK van 1954.

Venloosch weekblad, 1 augustus 1885
Verkoop van Huis en Graanmolen.
De Notaris BROUWERS te Venlo zal op Maandag 3. Augustus 1885, te 4 uren 's namiddags, ten koffiehuize van den heer F. Heidens te Beesel, op verzoek van zijn Principaal, publiek verkoopen : Gemeente Beesel.

1. Een huis met bijgebouwen, erf en tuin, groot 10 aren 40 centiaren, sectie F nummer 1075, zeer gunstig gelegen in de kom van het dorp Beesel, met de zich daarin bevindende goed beklanten stoom-graanmolen, werkende met 2 koppelen steenen en gangwerk, naar het laatste systeem, door middel eener nieuwe stoommachine van ruim 10 paardenkrachten, waardoor tevens een houtzaagmachine gedreven wordt.
De machineriën en de molengereedschappen zullen ook afzonderlijk worden geveild. 2. Een perceel bouwland nabij de kapelanie, groot 34.85, sectie G nummer 31, reinende een voetpad en Thiessen. ZEGT HET VOORT

Op 19-11-1907 berichtte de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche Courant het volgende:
Droevig ongeluk. — Donderdagnamiddag is J. F. H. Smeets, oud 9 jaar, (idioot), zoon van P. Smeetste Beesel, toen hij tusschen de wieken van den in werking zijnden molen van Theelen aldaar wilde doorloopen, door een wiel zoodanig tegen het hoofd getroffen, dat zijn schedel werd verbrijzeld en hij op de plaats dood bleef.

Het slachtoffer heette Jacobus Franciscus Hubertus Smeets, geboren te Beesel op 23-08-1898. Hij overleed op 14-11-1907. (Overlijdensakte – Open archief / RHCL)

Ingezonden door Caroline Schaeffer, 2 juni 2021