- naam
- De Blauwe Arend
- modeltype
- Kantige molen, stellingmolen
- functie
- hennepklopper
- bouwjaar
- verdwenen
- toestand
- verdwenen
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Ten Bruggencate-nr.
- 00027 b
- oude dbnr.
- V1366
- Meest recente aanpassing
Molen De Blauwe Arend, Krommenie
Krommenie, Noord-Holland
v
locatie
- plaats
-
Krommenie
- plaatsaanduiding
- aan en ten westen van de Nauernase Vaart, iets ten zuiden van het stoomgemaal
- gemeente
- Zaanstad, Noord-Holland
- streek
- Zaanstreek
- kadastrale aanduiding 1811-1832
- Crommenie en Crommeniedijk A (1) 336 Klaas Hekelaar & Comp., fabrikeurs
- geo positie
-
X: 113488, Y: 502059N: 52.50465, O: 4.77581
constructie
verwijzingen
- allemolens.nl
- Kijk op allemolens.nl voor historische foto's en documenten van deze molen
geschiedenis
- toestand
- verdwenen
- bouwjaar
- verdwenen
-
1907 onttakeld 1913 gesloopt (vermoedelijk)
- geschiedenis
-
De hennepklopper De Blauwe Arend werd gebouwd in het jaar 1692. Op 1 april 1693 kregen Sijmon Heyndricksz. Blauw en Dirck Gerritsz. de windbrief voor de molen uitgereikt. Vanaf de bouw van de molen was hij het eigendom van de gezamenlijke rolreders en het kapitaal van De Blauwe Arend was verdeeld in twintig parten.
De voorbereidingen voor de bouw van De Blauwe Arend begonnen reeds op 8 december 1691 toen Simon Blauw en Dirk Gerritsz. toestemming vroegen aan het hoogheemraadschap van de Schermer om op een stuk binnendijks land hun molen te mogen bouwen. Deze aanvraag werd als volgt opgesteld.
“Den 8 december 1691. Ordinaris vergaderinge….compareerde Sijmon Hendricx Blauw, en Dirck Gerritsz beijde woonende tot Crommenije te kennen gevende dat sij voornemens waren op een stucje binnen dijcx land aenden dijck langs de Nauernase Uijtwateringhe aan de kant van Crommenije tusschen de Watermolen en de sluijs te setten een molen, te weten een hennipclopper en dezelve de naem en uijthangbord van den blauwen Arent te geven, versoeckende derhalve dat sij tot commoditeijt van het lossen ende laden van haar waren een opslach van haar molenwerf op den voorsz. dijck mogen maacken, ’t welck na genomen deliberatie haar is geaccordeert op de nagenoemde conditien welcke bij haar sijn aengenomen, en bij Dirck Gerritsz. belooft behoorlijcke acte daar van te komen teeckenen; te weten: dat sij den voors dijck, soo verre de molen zal strecken aan de buijten en binnencant behoorlijck sullen beschoeijen en tot genoegen van de heeren altoos onderhouden en dat sij daar en boven jaarlijcs ingaande met dato deses aenden penningmeester van deze polder sullen comen betalen tot een erfelijcke recognitie vijftig stuijvers, met conditie nochtans dat soo wanneer de voors molen bij ongeluck verbrand of andersins mochte werden geruineert, sij als dan vant voorn onderhout en recognitie sullen werden gelibereert, mits dat sij ’t voorsz. parck dijcx wederom behoerlijck beschoeijt en besorgt opleveren; dat sij voor alle dese conditien de voors molen sullen verbinden en voorts generalijk haar personen & c. ter speciale submissie van de Heeren van de Schermeer.”
De rolreders.
De verwerking van hennep tot touw en zeildoek is in het verleden een van de grootste industrieën van Krommenie geweest. Naast de 13 hennepkloppers waren er ook een groot aantal zeildoekwevers actief, dit waren doorgaans thuiswerkers. De eigenaren van de eerste hennepkloppers werken zelf met de molen en produceerden hun product in opdracht van de rolreders.
De rolreders kochten zelf de hennep in en lieten het op een van de molens beuken. Wanneer het product klaar was lieten zij het bij de thuiswevers tot zeildoek verwerken. Dit zeildoek werd door de rolreders weer opgehaald en verkocht.
Tot het midden van de zeventiende eeuw waren de rolreders afhankelijk van de hennepkloppers. De rolreders bezaten zelf geen molens. Dit betekende dat de molenaars van de hennepkloppers een monopoly positie bezaten en op die grond dus partijen hennep konden weigeren of een hoge prijs voor het beuken konden vragen.
Halverwege de zeventiende eeuw sloten de Krommenieër rolreders een verbond. Met gezamenlijk kapitaal besloten zij om de aandelen van de moleneigenaars te kopen. De grootste transactie vond plaats op 9 oktober 1671, toen de gezamenlijke rolreders het merendeel van de aandelen in de hennepkloppers De Weldragende Kersenboom, De Zwaan, De Haan en De Witte Duif kochten. In de jaren die daarop volgden kwamen, ook de andere molens in bezit van de gezamenlijke rolreders.
Deze onderneming bleef tot 1865 bestaan en werd toen ontbonden. De 10 overgebleven aandeelhouders verdeelden de vijf resterende molens onder elkaar.
De twintig aandelen van De Blauwe Arend raakten al spoedig door vererving en diverse transacties behoorlijk versnipperd. Zo bezat Arent Sluyk op 1 december 1796 1/60 part in De Blauwe Arend, verder had hij nog 10/79 part in de hennepklopper De Weldragende Kersenboom, 1/64 part in de hennepklopper De Phenix en 1/40 part in de hennepklopper De Haan in zijn bezit. Daarnaast was hij ook nog eigenaar van de Westzaner houtzaagmolen De Olifant.
Verder is er, naast de vele aandelen transacties, niet veel bekend over De Blauwe Arend. Nadat de rolreders in 1865 hun verbond nietig lieten verklaren, kwam De Blauwe Arend hoogst waarschijnlijk in bezit van Jan Schaap en een compagnon. Zij verkochten de molen omstreeks 1890 aan de Krommenieër fotograaf en kunstschilder Klaas Willemsz. van Vliet. Deze zou De Blauwe Arend maar heel kort in zijn bezit houden, want in 1891 stond de molen op naam van de gebroeders Dirk en Eduard van Leyden. De voorouders van de beide broers in de achttiende en negentiende eeuw actief geweest als rolreders en hadden veel parten in de Krommenieër hennepkloppers bezeten.
Hoe zag het leven van de molenaar van De Blauwe Arend eruit?
In 1891 werd er vanuit de Nederlandse regering een onderzoek gedaan naar de arbeidsomstandigheden in die tijd. Op vrijdag 17 juli 1891 werd Cornelis Woud, molenaar van De Blauwe Arend verhoord door de staatscommissie die onderzoek deed naar arbeidsomstandigheden.
Zijn antwoorden geven een aardig beeld van de omstandigheden waarin de man moest werken. Het volledige verhoor volgt hieronder.
“Verhoor van Cornelis Woud, oud 32 jaar, hennepklopper in een windmolen van de firma D. van Leijden & Co., te Krommenie.
Vraag: Waarin bestaat uw werk?
Antw.: Dat is doodeenvoudig. Er zijn in den molen 10 stampers, die gaan op en neer en vallen in kommen, gevuld met hennep. Als wij denken, dat de hennep zacht genoeg is, halen wij de stampers op, en doen den hennep weg. Is hij niet zacht genoeg, dan moeten de stampers nog wat werken.
V: Dat zijn stampers, als in de oliemolens?
A: Ja, de stampers zitten in knevels, waarop de stampers rusten, door lussen vastgehouden. Als de stampers opgehaald moeten worden, worden die knevels vastgebonden.
V: Wordt dit wel eens nagelaten?
A: Bij ons niet, wij werken maar met drie man.
V: Veroorzaakt dat stampen niet veel stof?
A: Ongelijk,dat hangt veel van de qualiteit van den hennep af.
V: Zijn er bijzondere voorzorgsmaatregelen genomen tegen het stof?
A: De ventilatie is bij ons zoo goed mogelijk ingericht. De molen is achtkant, op elken kant met luiken voorzien. De luiken, van de windzijde afgekeerd, kunnen dus altijd opengezet worden om het stof te verwijderen.
V: Feitelijk hebt gij dus niet veel last van het stof?
A: Menschen met goede borst hebben er niet veel last van; als men eene slechte borst heeft, is het kwader werk. Ik heb bij mij een van 58 jaar en die werkt van zijn 14e jaar in den molen.
V: Uw werk is zeker geheel afhankelijk van den wind?
A: Ja.
V: Een groot deel van het jaar loopt de molen dus niet?
A: Neen.
V: Hoeveel dagen loopt hij gemiddeld per jaar?
A: Dat kan ik zoo niet zeggen.
V: Als de molen loopt, hoe is dan uw werktijd geregeld?
A: Van ’s morgens 5 tot ’s avonds 8 uur.
V: Blijft gij dien geheelen tijd op den molen?
A: Neen, om 8, 12 en 4 uur hebben wij een uur schafttijd, dan gaan wij naar huis.
V: Gaat gij drie keer per dag een uur naar huis?
A: Ja.
V: Staat de molen dan geheel stil?
A: Ja.
V: Wordt er, wanneer de wind heel gunstig is, toch niet gedurende een van die rusttijden doorgewerkt?
A: Ja, dat gebeurt wel eens, wanneer wij erg om hennep verlegen zijn en de wind sterk is.
V: Wordt er ook ’s nachts gemalen?
A: Neen, dat gebeurde wel voor mijn tijd.
V: En ’s Zondags?
A: Dan wordt er niet gemalen.
V: Vroeger toch zeker wel?
A: Ja wel. Op het oogenblik is er nog een molen, die ’s Zondags maalt.
V: Van wien is die molen?
A: Van den heer Kabel; ik geloof, dat het de firma Kroese is.
V: Maalt die molen altijd op Zondag, als er flink wind is?
A: Ja, het is een molen, die veel wind noodig heeft. Wij werken met slechts 10 stampers, maar een molen, die zooveel kuip- en stampwerk heef, heeft veel wind noodig. Dit verschilt nog al.
V: Gij wordt per stuk betaald, niet waar?
A: Ja. Wij verdeelen het geld onder elkaar. Voor buitenlandschen hennep krijgen wij F4 per 1000 pond en voor Hollandschen F 3. Voor het gemak rekenen wij altijd per F 3. Daarvan krijg ik F 1,50, de middenknecht F 1 en de jonge F 0,50.
V: Hoeveel verdient gij gemiddeld per week?
A: In het half jaar van Januari tot nu heb ik F 10,23 gehad per week, de middenknecht zoowat F 7 en de jonge F 3,50.
V: Is die man, die F 7 verdient, gehuwd?
A: Ja. Hij is 58 jaar oud.
V: Komt er nog wat verdienste bij?
A: Ja, wat afval van hennep. Gemiddeld heb ik daarmede verleden jaar F 0,75 gemaakt. In dat opzicht deelt echter de middenknecht gelijk op.
V: Te zamen maakt die dus F7,75. Moet hij daar met een gezin van leven?
A: Hij heeft alleen eene vrouw.
V: Zijt gij in een ziekenfonds?
A: Ja, in “Hulp in lijden”; daarvoor contribueer ik 10 cents per week en trek ik F 6 per week bij ziekte.
V: Is de middenknecht daar ook in?
A: Neen.
V: Hoe stelt hij het dan bij ziekte?
A: Dan doen wij zijn werk tegen vergoeding van 1/3 van zijn loon.
V: Doet de patroon van zijn kant ook iets?
A: In ons werk niet.
V: Weet gij, waarom de middenknecht niet in het fonds is?
A: Het zal er niet af kunnen, en bovendien was hij bij de oprichting er van in 1883 al te oud.
C. Woud.
De Blauwe Arend zou al zijn collega hennepkloppers overleven. Met deze molen werd het op windkracht beuken van hennep het langst volgehouden binnen Nederland. Begin 1904 verrees er aan de westkant van de molen een stenen hok met daarin een motor, die voortaan de wentelas van de molen ging aandrijven. Het definitieve einde van de windkracht kwam in 1907 met de onttakeling van de molen.
Wanneer de overgebleven romp van De Blauwe Arend nu precies werd gesloopt is niet helemaal duidelijk. De meeste bronnen houden het op het jaar 1913. Er zijn echter ook bronnen die vast houden aan het feit dat de restanten van Nederlands laatste hennepklopper pas na 1920 werden gesloopt. Nader onderzoek hierna zal meer duidelijkheid brengen. Het zou zomaar kunnen dat Pieter Boorsma een typefout heeft gemaakt en dat de molenromp pas in 1923 verdween i.p.v. 1913.
De molenschuur van De Blauwe Arend stond los van de molen zelf. Na het verdwijnen van de molenromp werd deze schuur als woonhuis ingericht. In die hoedanigheid bleef dit laatste restant van een hennepklopper tot 1998 bestaan. In dat jaar werd de schuur gesloopt.
Bronnen:
“de Zaende” 3e jaargang 1948 blz. 264/ 350
“Duizend Zaanse Molens” P.Boorsma 1968 blz. 203
“Enquête, gehouden door de staatscommissie benoemd krachtens de wet van 19 januari 1890, derde afdeling de Zaankant” 1891 blz. 249-250
F. Rol, Zaandijk. -
aanvullingen
- trivia
- Hennepklopper “de Blauwe Arend”, achtkante bovenkruier met losstaande schuur, te Krommenie aan en ten westen van de Nauernase Vaart, iets ten zuiden van het stoomgemaal. Bouwjaar 1692, 1907 onttakeld, 1913 gesloopt.
In Krommenie is een straat naar deze molen vernoemd, deze ligt echter niet in de buurt van het oude molenerf.
De Blauwe Arend was de laatste hennepklopper van Nederland.
De schuur van De Blauwe Arend stond los van de molen, iets wat bij niet veel Zaanse industriemolens voorkwam.
draag zelf bij
- foto's
- foto's insturen