Molen De Bleeke Dood (of: De Dood), Zaandijk

Zaandijk, Noord-Holland
b

korte karakteristiek

naam
De Bleeke Dood (of: De Dood)
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
herbouwd
1956
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming

Het malen van graan, thans op vrijwillige basis

adres
Lagedijk 28
1544 BG Zaandijk
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
fietsroute
fietsroute in de buurt van De Bleeke Dood (of: De Dood) via fietsnetwerk.nl
Ten Bruggencate-nr.
01061
oude dbnr.
B756
Meest recente aanpassing
| Video
media-bestand
Molen 01061 De Bleeke Dood (of: De Dood) (Zaandijk)

Milan Kats (20-5-2023) 

locatie

plaats
Zaandijk
plaatsaanduiding
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
kadastrale aanduiding
Gemeente Zaandijk, sectie A, nr. 5003
geo positie
X: 115880, Y: 498333
N: 52.47134, O: 4.81148
biotoopwaarde
3 (matig)
landschappelijke waarde
Zeer groot vanuit bepaalde hoeken; wordt echter sterk verkleind en verlelijkt door enkele grote fabrieken in de direkte omgeving

contact en bezoek

bezoek/postadres
Lagedijk 28
1544 BG Zaandijk
molenaar
Rick Bakker
telefoon
075-6285602
e-mail

website
social media
open voor publiek
ja
open op zaterdag
nee
open op zondag
nee
op afspraak
ja
openingstijden

Alleen op afspraak

toegangsprijzen
winkelinformatie
meelverkoop
ja
museuminformatie
gericht op scholen
nee
bijzonderheden

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
kenmerken
functie
romp
Houten achtkant, gedekt met riet, op houten onderbouw, gedekt met gepotdekselde planken, lichtgroen geverfd.
kap
Gedekt met riet
inrichting

Twee koppel 16der kunst- en één koppel 16der blauwe stenen op de stellingzolder; één koppel 16der kunststenen op de maalzolder; steenkraan; kammenluiwerk; afschietwerk

versieringen

Eenvoudige baard, donkergroen geverfd, met enige witte krullen, met de opschriften 'Anno 1656' en '1955'.

Op het westveld van de onderbouw een bord met daarop een afbeelding van 'Magere Hein' en daaronder de tekst:
Ik ben het einde van het leven.
Een ieder zij tot mij bereid
door volop arbeid hier te geven.
Weet dat ik werk te allen tijd.

plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
kruiwerk
Engels (1990); 36 ijzeren rollen, daarvoor neutenkruiwerk. Kruilier.
vlucht
22,60 m.
vang
Vlaamse vang; 5 deels vaste, deels scharnierende stukken. Vangbalk met haak; vangstok. Kneppel; pal.
overbrenging

Bovenwiel 53 kammen
Bovenbonkelaar 34 kammen
Spoorwiel 76 kammen
Steenschijflopen kunststenen 20 staven
Steenschijfloop blauwe stenen 21 staven
Overbrengingsverhouding 1 : 5,92 / 1 : 5,64

hoogte
van de stelling: 9,10 m.
wiekvorm
Oud-Hollands
Kantel uw mobiel om de tabellen helemaal te zien
wiekenkruis
fabrikant roenummer positie bouw fabricagejaar jaar gestoken positie jaar verdwenen lengte
Buurma ✉︎ 224 binnen 1989 1990 binnen aanw. 22,70
Buurma ✉︎ 225 buiten 1989 1990 buiten aanw. 22,70
Pot ✉︎ 1878 binnen 1900 1956 binnen 1990 22,50
Pot ✉︎ 2048 buiten 1906 1956 buiten 1990 22,60
wiekverbeteringen

Deze molen heeft nooit een wiekverbetering ondergaan.

bovenas
fabrikant asnummer fabricagejaar jaar gestoken jaar verdwenen lengte
Enthoven & Co, L.I. ✉︎ 325 1862 1893? aanw. 06,00
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
werkend
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming

Het malen van graan, thans op vrijwillige basis

molenmaker
? (1656) Fa. Gebr. Husslage, Zaandijk (1956)
omwentelingen
eigendomshistorie

Vereniging De Zaansche Molen is eigenaar sinds 1950

geschiedenis

Molen 'De (Bleeke) Dood' is een als korenmolen ingerichte achtkante bovenkruier met stelling. Over de oprichting van deze molen is indertijd veel te doen geweest, eindigende met een langdurig proces voor het Hof van Holland. In of kort voor 1652 richtte de als ondernemend en waagziek bekend staande koopman Adrijaen Gerritsz. zich in een verzoekschrift tot de schepenen van de „banne van Westzanen om zekere perceelyhout Molen", waarvoor de buren veel angst hadden vanwege het eraan verbonden brandgevaar, te mogen veranderen in een korenmolen. Het verzoekschrift was mede ondertekend door een aantal stijfselmakers, die verklaarden dat er voor hen weinig maalcapaciteit was om bun stijfselgoed - tarwe die slechts gebroken hoefde te worden - in de vereiste hoeveelheden te malen. De korenmolenaars, hiervan horende en blijkbaar beducht voor concurrentie richtten daarop eveneens een adres aan de dorpsregering, waarin het eerste verzoekschrift werd tegengesproken en waarin verzocht werd om geen toestemming te verlenen.
Na op zijn verzoek niets te hebben vernomen zond Adrijaen Gerritsz. een nieuw rekest in en op 3 januari 1653 besloten schepenen en vroedschap van de banne van Westzanen een nieuwe korenmolen te bouwen - het plan van de perceelyhout Molen kwam niet in aanmerking - en wel op de Koog. Op 9 juni 1654 werd nog weer een nieuwe plaats bepaald en wel daar waar voordien de molen 'De Ouwevaar' of 'Ooievaar' had gestaan, een waarschijnlijk voor die tijd vrij grote oliemolen, waarvoor de windbrief gedateerd was op 14 juni 1631, waarna met de bouw van de nieuwe molen was begonnen. De van de zijde van Wormer en Oost Zaandam gevreesde oppositie hiertegen bleef niet uit, hetgeen leidde tot een proces dat uiteindelijk door die van de Westzanerban werd gewonnen. Op 1 September 1655 was men met de werkzaamheden voor de molen bezig en aan het eind van het daaropvolgende jaar was hij geheel gereed. De dorpsregering van Westzaan had echter eerst op 16 september 1656 toestemming tot de oprichting gekregen evenals het recht van de wind.

Aldus richtte men in 1656 toch een molen op. Evenwel is dit, hoewel dat zeer lang wel werd gedacht, niét de huidige molen. Er was al langere tijd stijgende twijfel of deze, niet van eikenhout gemaakte, molen wel uit 1656 kon dateren (en daarmee de oudste nog bestaande stellingmolen van Nederland zou zijn): de constructie en verbindingen zagen er daarvoor eigenlijk te gaaf en weinig doorleefd uit.
Overtuigend bewijs verkreeg men door, wederom, dendrochronologisch onderzoek, onderzoek naar de leeftijd van het toegepaste hout. Al snel bleek dat de molen overwegend van dennenhout was gemaakt dat omstreeks 1778 in Duitsland moet zijn gekapt. Ook dook een oude foto op van de baard met daarop het jaartal '1782'. Verder bleek in 1784 de brandverzekering fors verhoogd te zijn.
Al met al lijkt de conclusie, dat de molen in 1782 gebouwd moet zijn als opvolger van een in 1656 gebouwde molen, gerechtvaardigd.

De molen is lang eigendom geweest van de familie Schoorl: Jan Schoorl, geboren 07-07-1697 te Alkmaar, overleden te Zaandijk  9-11-1753, korenmolenaar op de Westermolen te Barsingerhorn, kocht ‘De Bleeke Dood’ aan. Jans zoon Dirk Schoorlgeboren ca. 1727, overleden te Zaandijk 19-04-1793, volgde hem op.
Het was weer een Jan Schoorl, zoon van Dirk, geboren Zaandijk 29-04-1759, die de molen tenslotte op 7-2-1824 verkocht. De molen, met daarbij ook de voorganger, is dan 94 jaar in familie geweest. 

Op 17 januari 1911 ontstond een begin van brand in de molen, die echter kon worden geblust, maar op 9 april 1922 kwam hij door brand bijna werkelijk aan zijn einde. Als gevolg van overwaaiende vonken van een brand in de directe omgeving vatte het rietdek vlam, maar dankzij krachtig optreden van de brandweer kon ondergang worden voorkomen. De brandsporen zijn tot de dag van vandaag nadrukkelijk aanwezig!

Omstreeks 1910 was al een hulpaandrijving in de molen aangebracht. Op de stellingzolder was toen een elektromotor geplaatst die het gaande werk van de molen kon aandrijven. De windkracht bleef echter in gebruik, ook na de brand. Tenslotte is er nog een tijd gemalen met slechts één roe want men had van de slechte binnenroe het hekwerk en de beide uiteinden moeten verwijderen.

Op 16 september 1931 werd het in verval geraakte wiekenkruis verwijderd. Drie jaar later, in 1934, werd de molen door verwijdering van staart en stelling nog verder onttakeld.
In deze staat bleef hij echter, ondanks diverse tussentijdse sloopplannen, als elektrisch aangedreven maalbedrijf bewaard. De onttakelde molen, waaruit in de daaropvolgende tijd nog het bovenwiel, de bovenbonkelaar en diverse korbelen van het onderachtkant waren verwijderd, ging in 1950 in eigendom over aan de Vereniging De Zaansche Molen, die hem in 1956 geheel liet restaureren.

Die restauratie ging niet zonder slag of stoot: molenmaker Jongejans, al begonnen met een nieuwe stelling en delen van het gaandewerk, deed het niet goed, zijn werk werd afgekeurd en hij van de zaak gehaald. Daarna namen de gebrs. Husslage dit over. 

Na oplevering in 1956 kwam de molen weer in bedrijf: Arie Berkhout (naamgenoot en achterneef van bekende Arie Berkhout van "Het Roode Hert" te Alkmaar) maalde tot 1967 hier voornamelijk oud brood tot paneermeel (en leverde dit aan restaurants en snackbars in de omgeving). 
Later kwam aan de maalactiviteit vrijwel een einde maar werd de molen wel zeer geregeld in bedrijf gesteld door Gerrit Smit, de molenmaker die het huis onder de molen bewoonde.
Tegenwoordig wordt de molen geregeld op vrijwillige basis in bedrijf gesteld waarbij soms wordt gemalen.

Constructie
De grotendeels van dennenhout gemaakte molenromp bestaat uit een onderachtkant met drie bintlagen en een bovenachtkant met twee bintlagen. Het in 1955/'56 aangebrachte wiekenkruis was, evenals bovenwiel en bonkelaar, afkomstig uit de kort daarvoor gesloopte achtkante bergkorenmolen van Nederweert-Boeket. Deze molen zou volgens overlevering de in 1914 te Zaandam afgebroken en daarna verplaatste oliemolen Het Rad van Avontuur zijn geweest. Feit is dat het uit deze molen afkomstige bovenwiel met bonkelaar op een Zaanse wijze zijn geconstrueerd. Beide in 1956 gestoken tweedehands roeden waren niet Zaans, maar indertijd gemaakt voor een molen van de polder Noordermeer bij Workum. De bovenas is van oorsprong afkomstig uit de in 1893 afgebroken oliemolen 'De Samson' te Wormerveer en vermoedelijk vanaf 1893 of iets daarna in De Dood aanwezig geweest. Voorheen had de molen een stutvang, maar deze is kort na de restauratie veranderd in een Vlaamse vang.

Vroeger was de molen uitgerust met drie koppel stenen die op de stellingzolder lagen. Het koppel op de hieronder gelegen tweede zolder is waarschijnlijk pas veel later aangebracht. Het koppel roggestenen op de stellingzolder is, evenals de buil die op de eerste zolder stond, al voor de Tweede Wereldoorlog verwijderd, zodat er nu nog drie koppel stenen (op twee zolders dus) aanwezig zijn. Voorheen was er een hulpaandrijving die, via een nog op de luizolder aanwezige bonkelaar om de koningspil, het gaandewerk aan kon drijven. Het oorspronkelijke luiwerk is in de loop der tijd verwijderd.

Tot in of kort na de Eerste Wereldoorlog kon men vanuit de Zaan met een schuit tot onder in de molen varen om te laden en te lossen. Het buiten de molen gelegen deel van het haventje is pas in 1967 geheel gedempt. Rond 2021 werd weer nagedacht of die invaart in ere kan worden hersteld.

aanvullingen

toelichting naam

De naam "De Dood" heeft deze molen vermoedelijk al vanaf het begin gedragen, want in 1664 werd deze al gebruikt. Al zeer lang heet de molen officieel "De Bleeke Dood" maar in het spraakgebruik is dit kortweg "De Dood". 
Vaak wordt aangenomen dat deze naam verband hield met de in 1633 gebouwde watermolen van de polder Westzaan, die tot 1904 aan het andere eind van het dorp stond, en die de naam "Het Leven" droeg, waardoor de Zaandijkers altijd "tussen leven en dood" verkeerden. Dit klinkt leuk, maar was dat ook echt zo? Poldermolens droegen zelden een naam, zodat het waarschijnlijk lijkt dat "Het Leven" zijn naam ontleende aan de aanwezigheid van "De Dood", in plaats van andersom. 
De naam "De Dood" zou wel eens zijn oorsprong kunnen hebben gehad in de perikelen die aan de stichting van deze molen waren voorafgegaan (zie 'Geschiedenis'). Het zou kunnen dat iemand er 'de dood' in heeft gehad. 

literatuur

Jan Hofstra, "De Bleeke Dood geeft geheimen prijs", in: De Windbrief 195 (juni 2021), pp. 4 - 7.

foto's

foto's