Molen De Hoop, Wieringerwaard

Wieringerwaard, Noord-Holland
b

korte karakteristiek

naam
De Hoop
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
korenmolen
bouwjaar
herbouwd
1872
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming

Het malen van graan, thans op vrijwillige basis

adres
Molenweg 47
1766 HN Wieringerwaard
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
00341
oude dbnr.
B743
Meest recente aanpassing
| Constructie
media-bestand
Molen 00341 De Hoop (Wieringerwaard)
De molen met zijn nieuwe (Oud-Hollandse) wiekenkruis.
Quistnix (A.H.) (23-8-2008).

locatie

plaats
Wieringerwaard
gemeente
Hollands Kroon, Noord-Holland
kadastrale aanduiding
Gemeente Wieringerwaard, sectie A, nr. 1639
geo positie
X: 119580, Y: 539671
N: 52.84308, O: 4.86151
biotoopwaarde
3 (matig)
landschappelijke waarde
Zeer groot

contact en bezoek

bezoek/postadres
Molenweg 47
1766 HN Wieringerwaard
molenaar
Kees Mens / Fred Bakker / Ger Plugge / Maurice Derks
telefoon
06 37280644, 06 49918666, 06 52385668
social media
open voor publiek
ja
open op zaterdag
nee
open op zondag
nee
op afspraak
nee
openingstijden

Woensdag 10:00 - 16:00 uur. 

toegangsprijzen
winkelinformatie
meelverkoop
ja
museuminformatie
gericht op scholen
ja
informatie voor scholen

Op afspraak

bijzonderheden
fietsroute
fietsroute in de buurt van De Hoop via fietsnetwerk.nl

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
Grenen achtkant, gedekt met riet, op lage voet. De onderste ca. 2 meter gedekt met geverfde gepotdekselde planken.
kap
Gedekt met riet
inrichting

Eén koppel 17der kunst- en één koppel 16der blauwe stenen (op maalstoelen op de begane grond); twee regulateurs; sleepluiwerk (zonder gaffelwiel).

versieringen

Onder de achterbalk een bordje met de opschriften "De Hoop" en daaronder 'Anno 1742'

plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
binnenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
kruiwerk
Rollenkruiwerk; 48 ijzeren rollen. Binnenkruirad.
vlucht
26,00 m.
vang
Vlaamse vang; 5 scharnierende stukken. Vangbalk met duim; vangstok. Pal.
overbrenging

Bovenwiel 57 kammen
Bovenbonkelaar 29 kammen
Spoorwiel 99 kammen
Steenschijflopen 26 en 28 staven
Overbrengingsverhouding 1 : 7,48 en 1 : 6,50

hoogte
wiekvorm
Oud-Hollands
Kantel uw mobiel om de tabellen helemaal te zien
wiekenkruis
fabrikant roenummer positie bouw fabricagejaar jaar gestoken positie jaar verdwenen lengte
Straathof ✉︎ 94 buiten 1994 1995 buiten aanw. 26,00
Straathof ✉︎ 93 binnen 1994 1995 binnen aanw. 26,00
Burger ✉︎ g.n. buiten 1964 1964 buiten 1995 26,00
Burger ✉︎ g.n. binnen 1964 1964 binnen 1995 26,00
Pot ✉︎ ? buiten ? 1916 buiten 1964 26,00
Verhaeghe ✉︎ ? binnen 1906 1906 binnen 1916 26,00
Verhaeghe ✉︎ ? buiten 1906 1906 buiten 1916 26,00
wiekverbeteringen

Deze molen heeft vanaf 1904 op beide roeden zelfzwichting gehad. Na de nodige technische problemen bleef vanaf 1916 alleen de binnenroede uitgerust met dit systeem, het zat hier bovendien ook op de voorzomen. De buitenroede was een normale zeilroede.
Bij de grote restauratie van 1963/64 kreeg de molen Oud-Hollandse ophekking, bedoeld voor zeilen. Bij vervanging van de roeden in 1995 zijn deze laatste voorzien van het systeem Fauël (fokwieken) met bedienbare remkleppen.
Na de asbreuk van 2007 (en de daardoor noodzakelijke vervanging van de bovenas in 2008) heeft men het wiekenkruis weer Oud-Hollands opgehekt.

bovenas
fabrikant asnummer fabricagejaar jaar gestoken jaar verdwenen lengte
Geraedts ✉︎ 9 2008 2008 aanw. 05,35
Enthoven & Co, L.I. ✉︎ 691 1894 1916 2007
Enthoven & Co, L.I. ✉︎ ? 1864 1864 1916
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
werkend
bouwjaar
als boezemmolen; 1872 als korenmolen op dezelfde locatie
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming

Het malen van graan, thans op vrijwillige basis

omwentelingen
geschiedenis

Deze molen werd in 1742 gebouwd als westelijke strijkmolen voor de ca. 1860 ha grote polder Wieringerwaard. De Wieringerwaard was na de Zijpe de tweede bedijking van betekenis, ontstaan in 1610 door bedijking en verkaveling van een aan de Zijpe en het oude land grenzend waddengebied. Tot 1613 was de bemaling ervan geconcentreerd op een rechthoekig kolkje, gelegen tegen de dijk aan het eind van de Molensloot, ter plaatse van de huidige molen en het gemaal. Het op deze kolk uitgemalen water kon via een duikersluis aflopen op zee. Aanvankelijk stond op slechts twee, later op vier hoeken van de kolk een molen.
Pas in de tweede helft van 1613 worden er vier molens genoemd en aangeduid als De Nieuwe Molen, De Zuider Kleine Molen, De Noorder Kleine Molen, en De Grote Oude Molen. De laatste drie waren zeer waarschijnlijk afkomstig uit de Zijpe. Daar was men in 1610 van de bemaling van de boezem afgestapt en overgegaan op lozing via spuisluizen.
In 1613 werd bij de in de noord-oosthoek van de polder gelegen grote schutsluis nog een vijfde, geheel apart staande nieuwe molen gebouwd. Omstreeks 1620-1622 ontstond door vereniging van de beide kolken een uitgestrekte boezem, die via twee sluizen kon lozen op zee. In 1620 werd één van de vier bij elkaar staande molens in oostelijke richting en in 1625 een andere in westelijke richting verplaatst. Alleen op de noordwest- en zuidoosthoek van de kolk bleef een molen staan. Van 1625 tot 1741 bleef het aantal van vijf molens, hun plaats en hun werkwijze vrijwel ongewijzigd.
Opmerkelijk is, dat een van de beide op hun oude plaats gebleven molens twee schepraderen bezat. Omdat de ervaringen hiermee niet gunstig waren, werd in 1637 besloten deze molen te verbouwen en voortaan slechts uit te rusten met één rad.

In 1642 werd gewag gemaakt van een zodanige verandering aan de molen bij de grote schutsluis, dat deze 's winters als ondermolen dienst zou kunnen doen en 's zomers als strijkmolen de kolk zou kunnen afmalen op zee. Blijkbaar was dit toch niet de juiste oplossing, want in 1682 werd besloten om nog eens een proef met deze molen te nemen en wel door hem zo te verbouwen, dat hij als strijkmolen voor de kolk dienst zou kunnen doen. Het probleem dat hieruit al met al bleek was, dat de vijf molens wel in staat waren de polder naar behoren te bemalen, maar dat ze vaak hun werking moesten staken omdat door hoge buitenwaterstand de kolk niet af kon lopen op zee. Dit was weer een gevolg van het hoger worden van de buitendijkse gronden en de verlegging van de waterafvoerende zwinnen of geulen.
In 1741 werd daarom besloten tot het bouwen van een strijkmolen om zo, indien de hoogte van de buitenwaterstand dat vereiste, de kolk te kunnen afmalen op zee. In dit plan was de mogelijkheid opengelaten om later nog een tweede strijkmolen te kunnen bouwen. De westelijke strijkmolen, de nu nog bestaande molen De Hoop, kwam begin 1742 gereed. Al in 1747 werd de tweede strijkmolen gebouwd. Tegelijk met de bouw hiervan werd de aan het kolkje staande westelijke ondermolen buiten bedrijf gesteld en, na nog als kalkhok dienst te hebben gedaan, gesloopt. Vanaf dat moment werd de bemaling van de Wieringerwaard verzorgd door vier ondermolens en twee boven- of strijkmolens.
Op 12 juli 1783 brandde door schuld van de molenaar de in 1625 in westelijke richting verplaatste ondermolen af. Herbouw vond niet plaats omdat gebleken was, dat de beide strijkmolens het water niet zo vlug via de duikersluis op zee konden uitslaan als de drie overgebleven ondermolens het in de kolk maalden. Een vierde kostbare nieuwe molen zou het wankel evenwicht nog meer verstoren en daardoor slechts een beperkt nuttig effect hebben op de gehele bemaling. Ingevolge besluit van 13 mei 1788 werd besloten, al wat van de verbrande molen restte te slopen en de toegang van de molentocht naar de kolk te dichten.
In het kader van de verbetering van de bemaling werd in 1844 bij wijze van proef de aan het vroegere kolkje nog resterende oostelijke ondermolen omgebouwd van schepradmolen tot vijzelmolen.
Die beviel zo goed, dat in 1852 ook de beide andere ondermolens werden vervijzeld, waarna in 1860 de oostelijke en in 1865 de westelijke strijkmolen volgden. De belangstelling voor stoombemaling nam echter toe en zo werd besloten over te gaan tot de bouw van een stoomgemaal, waarvan de proefmaling plaatsvond op 30 december 1871.
Die met twee vijzels uitgeruste gemaal kon rechtstreeks op zee uitmalen, waardoor de molens en de kolk hun functie verloren en dit stelsel dus kon worden opgeheven. Beide strijkmolens werden in oktober 1872 voor afbraak verkocht, onder bepaling dat de westelijke mocht worden gehandhaafd om tot 'fabriek' te worden ingericht. Onder deze voorwaarden werd hij enige weken later, op 28 november, voor ƒ 1005,-- verkocht aan C. Posch om tot korenmolen te worden verbouwd. De middelste en oostelijke ondermolen werden in 1873 voor afbraak verkocht, de westelijke ondermolen pas in 1875. 

In 1880 werd de molen gekocht door C. Rezelman voor zijn zoon J. Rezelman. Diens zoon en opvolger C. Rezelman Jz. zou een vooraanstaande persoonlijkheid in molenaars-Nederland blijken, al was hij zelf dan geen echte windmolenaar meer.

In 1901 werd een locomobiel als hulpkracht bij de molen geplaatst, waardoor bij windstilte het maalbedrijf toch kon worden voortgezet. Deze wordt in 1920 door een dieselmotor vervangen, die zo goed voldeed, dat de windmolen in dat jaar buiten bedrijf wordt gesteld. Sedertdien diende hij slechts als onderkomen voor het gemechaniseerde maalbedrijf, dat in later jaren geleidelijk aan ontstond. Het bedrijf werd in 1961 aangekocht door de Coöperatieve Vereniging De Ster, te Barsingerhorn, die de inmiddels in zwaar verval zijnde molen voor een symbolisch bedrag van ƒ 1,-- verkocht aan de polder Wieringerwaard. In 1963/64 volgde een zeer noodzakelijke uitwendige restauratie.
In 1979 volgde overdracht aan de gemeente Barsingerhorn.

In het begin van de 20e eeuw was er een haspelkruis, met een uit 1864 daterende gietijzeren haspelkruisas aanwezig. In 1904 werden hierin twee halve ijzeren haspelkruisroeden gestoken welke afkomstig waren van Verhaeghe te Ruddervoorde (België) en door een Groninger molenmaker werden voorzien van zelfzwichting. Begin 1905 moesten de ijzeren roeden terug naar Ruddervoorde voor reparatie en nadat ze weer waren aangebracht werd de zelfzwichting iets veranderd. Veel geluk heeft men met de ijzeren halve roeden niet gehad, want op 12 april 1916 vond alweer roebreuk plaats. Naar aanleiding hiervan werden as en roeden gekocht van een omstreeks 1915 gesloopte molen van de Bovenkerkerpolder te Ouderkerk aan de Amstel en deze werden in oktober 1916 in De Hoop aangebracht. In plaats van op windkracht werd de nieuwe as op stoomkracht doorboord. De bovenas werd door middel van de locomobiel via het gaande werk aan het draaien gebracht, een nogal bijzonder gebeuren. De binnenroede is bij die gelegenheid weer met zelfzwichting (ook in de voorzomen) uitgerust.
 
Bij de restauratie in 1964 is de zelfzwichting (althans: wat daarvan over was) vervangen door Oudhollandse ophekking.
Oorspronkelijk was er een stutvang maar deze is later veranderd in een Vlaamse vang. Het zwart berookt zijn van het achtkant en de sporen van verfwerk op de benedenverdieping geven aan dat de molen in de periode 1742-1872 bewoond moet zijn geweest.

Na in november 1872 te zijn verkocht, is de molen ingericht tot korenmolen. Zeer waarschijnlijk is hierbij tevens een pelwerk aangebracht, want het is bekend dat in oktober 1888 spoorwiel, schijflopen etc. van de pellerij werden verkocht en in januari daaropvolgend de pelzolder tot bergplaats voor tarwe werd vermaakt.
Oorspronkelijk was de molen uitgerust met drie koppel op de begane grond op een maalstoel gelegen stenen, te weten een koppel 17der, een koppel 16der en een koppel kleine roggestenen. De laatste zijn echter al vrij spoedig verwijderd.
In 1901 werd in een gebouwtje bij de molen een locomobiel als hulpkracht opgesteld. Deze kon via een lange drijfriem de onderspillen van beide grote koppels stenen aandrijven. Na 1920 bracht een elevator het te vermalen graan naar de eerste zolder, tevens stortzolder. Verder waren er nog een buil en een haverpletter aanwezig. Molendrijfwerk, spil en spoorwiel zijn in de Tweede Wereldoorlog verwijderd en verstookt. In de loop der tijd is een deel van de bedrijfswerkzaamheden in bijgebouwen ondergebracht en na de verkoop in 1961 is alle activiteit gestaakt. De maalderij werd toen ontmanteld en de molen geheel leeg gesloopt.

Na de restauratie van 1963/64 stond er dus een draaivaardige, maar van binnen verder lege molen. Bij de opkomst van vrijwillig molenaarschap werd ook deze molen weer af en toe aan het draaien gebracht. Nadat in 1995 nieuwe roeden waren gestoken heeft men in de jaren daarna een nieuw binnenwerk aangebracht en aldus een geheel maalvaardige korenmolen opgeleverd. Dit werk was in 1998 gereed. Sindsdien werd ook weer met deze molen gemalen.

Asbreuk 2007
Op 23 januari 2007 werd vastgesteld dat de bovenas gebroken was. Waarschijnlijk is dit gebeurd tijdens de zware storm van 18 januari: de as is als het ware 'de nek omgedraaid', maar blijven hangen; het wiekenkruis bleef verder onbeschadigd en kon later veilig naar beneden worden getakeld.
In de zomer van 2008 is de molen hersteld met een nieuwe bovenas. Bij deze gelegenheid werd het wiekenkruis weer Oud-Hollands opgehekt.

aanvullingen

unieke eigenschap

Tezamen met de molen van Laren is dit een als binnenkruier uitgevoerde korenmolen; een zeer zeldzaam verschijnsel.

foto's

foto's