Molen (getijdenvolmolen), Dordrecht

Dordrecht, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
(getijdenvolmolen)
modeltype
getijdenmolen
functie
volmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
beek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
12069
oude dbnr.
V281
Meest recente aanpassing
| Algehele revisie gegevens

locatie

plaats
Dordrecht
plaatsaanduiding
Weeskinderendijk - Papegat, ter hoogte van de Dokbrug
beek
gemeente
Dordrecht, Zuid-Holland
plaats(en) voorheen
Dubbeldam
streek
Eiland van Dordrecht
geo positie
X: 104234, Y: 424697
N: 51.80859, O: 4.65108

constructie

modeltype
getijdenmolen
krachtbron
water
functie
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis

Bron onderstaande tekst: C.J.P. Grol, J. Zondervan-Van Heck, 'Draaiende wieken, stappende paarden, Molens op het Eiland van Dordrecht', jaarboek 2008 Historische Vereniging Oud-Dordrecht

1644  Jacob Trip de jonge en Johannes Norenborch (ook Neuren-, borch-, berch- en burgh genoemd) kregen toestemming om een getijdenvolmolen te bouwen voor het vollen van lakenstof ‘tot gerief van de drapeniers’. Op enig tijdstip waren zij ook deels eigenaar van de naastgelegen windvolmolen dbnr. 11157. Als boezem voor de getijdenvolmolen mochten ze de nieuwe ‘bergenissen van Luikshout’ gebruiken, ze hoefden daarvoor geen recognitie te betalen, maar moesten deze op eigen kosten uitbaggeren. De klei die daaruit kwam kon worden gebruikt voor het bakken van steen. Daaruit ontstond de Steenplaats ten noorden van de Weeskinderendijk. Aan de bouw van deze getijdenvolmolen waren wel voorwaarden verbonden, zo moest werk voor inwoners van Dordrecht voorrang hebben op dat van mensen van buiten de stad. De houtberging mocht geen hinder hebben van de volmolen en die weer niet van het hout, daarom moest er een sluis in de kade gemaakt worden om het hout in en uit te voeren. Tevens mochten zij nog drie of vier molens bouwen aan de dijk (Weeskinderendijk) rond deze houtberging. De volmolens mochten de andere molens niet hinderen en andersom ook niet.

In 1647 werd aan Trip en Neurenburch toestemming gegeven om op de dijk van de houtbergenis van Luikshout (Weeskinderendijk) een woning te bouwen. Zij mochten hun hout in deze houtbergplaats bergen en een gedeelte als boezem gebruiken voor hun getijdenvolmolen.

In 1658 werd in de stadsrekeningen weer melding gemaakt van deze toestemming. Genoemd werd ook het leggen van gebakken stenen op de zogenaamde Steenplaats, gelegen bij de Weeskinderendijk.

1664 De koopman Jacob Trip verkocht in 1664 de helft van ‘eenen oude wintvolmolen’ en de helft van de ‘verbranden watervolmolen’ en de Steenplaats met huizen staande in het ‘Oude lant van Dubbeldam op ten gront toebehoorende het Weeshuys binnen Dordrecht’ voor f 2.000 aan Hendrick Trip, koopman te Amsterdam en Johan Neurenburch. De getijdenvolmolen was toen kennelijk afgebrand.